16.7De conclusie is dat er voor auto’s en fietsen voldoende parkeergelegenheid is op het eigen terrein van de [adres 2] .
17. Eisers zijn verder bang dat verweerder akkoord zal gaan met meer kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in woningen in de buurt. De rechtbank merkt hierover op dat dit volgens het nieuwe bestemmingsplan onder voorwaarden mag (zie artikel 20.6 van de regels van het bestemmingsplan). Eisers kunnen daartegen opkomen als volgens hen niet (meer) aan de voorwaarden wordt voldaan. Dit kunnen zij doen door een klacht of een verzoek om handhaving in te dienen bij de gemeente.
18. De conclusie is dat het gebruik van de sportruimte past binnen het nieuwe bestemmingsplan en dat wordt voldaan aan de parkeernormen. De rechtbank zal daarom de rechtsgevolgen van de besluiten van 23 juli 2018 in stand laten.
De voetgangersbrug (SGR 19/2881 en SGR 19/2964)
19. De rechtbank gaat uit van het volgende. Op 31 juli 2018 heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het maken van een voetgangersbrug. Het bouwplan bestaat uit het bouwen van een voetgangersbrug en het maken van een uitweg. Met deze brug ontstaat er een verbinding tussen de [adres 2] en de Filips van Bourgondiëstraat. De gemeente Alphen aan den Rijn en vergunninghouder hebben een opstalovereenkomst gesloten, omdat de voetgangersbrug aan één kant op gemeentegrond staat.
20. Bij besluit van 21 september 2018 is verweerder akkoord gegaan met het bouwen van een voetgangersbrug en het maken van een uitweg. Bij de besluiten van 28 maart 2019 heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
21. De woningen van eisers grenzen aan de gronden waarop de voetgangersbrug wordt gemaakt. Het is daarom denkbaar dat zij daarvan directe gevolgen kunnen ondervinden. De rechtbank vindt daarom dat eisers belanghebbenden zijn en tegen het bouwplan kunnen opkomen.
Strijd met het bestemmingsplan?
22. Volgens verweerder past het bouwplan binnen het op dat moment geldende bestemmingsplan en voldoet het aan alle andere voorwaarden die staan in artikel 2.10 van de Wabo. Verweerder moest het bouwplan daarom goedkeuren.
23. Toen de aanvraag door vergunninghouder werd gedaan, gold voor de locatie van de voetgangersbrug het bestemmingsplan “Alphen Stad” (het bestemmingsplan) en de bestemmingen “Wonen”, “Water”, “Verkeer” en “Waarde – Archeologie 3”. Partijen zijn het met elkaar eens dat de voetgangersbrug past binnen deze bestemmingen. De rechtbank vindt dit ook.
24. Eisers stellen dat het bouwplan toch in strijd is met het bestemmingsplan omdat op grond van dat bestemmingsplan getoetst moet worden of er voldoende parkeergelegenheid is. Dat heeft verweerder niet gedaan. De voetgangersbrug wordt gebruikt door bezoekers van de sportruimte. Hierdoor ontstaat er parkeeroverlast in de straat van eisers. Eisers hebben dit ook al aangegeven in de bezwaarfase, maar verweerder heeft daar niet op gereageerd.
25. Bij het nemen van de beslissingen op bezwaar van 28 maart 2019 heeft verweerder het advies van de Commissie bezwaarschriften van 26 februari 2019 overgenomen. In dat advies staat dat het bouwplan past binnen het bestemmingsplan. Daarom heeft verweerder besloten om de omgevingsvergunning voor het maken van de voetgangersbrug in stand te laten.
26. De rechtbank is het met eisers eens dat verweerder in de besluiten op bezwaar van 28 maart 2019 niet genoeg op hun argumenten is ingegaan. Verweerder heeft alleen het advies van de Commissie bezwaarschriften overgenomen. Verweerder is niet ingegaan op de stellingen van eisers over de parkeergelegenheid en -overlast. Dit betekent dat de besluiten op bezwaar niet goed zijn gemotiveerd. De beroepen van eisers zijn daarom gegrond en de besluiten moeten worden vernietigd.
27. De rechtbank zal hieronder bekijken of zij de rechtsgevolgen van de te vernietigen besluiten op bezwaar van 28 maart 2019 in stand kan laten. Als dat kan, betekent het dat vergunninghouder de voetgangersbrug mag laten staan.
28. In het verweerschrift heeft verweerder opgeschreven dat het om een voetgangersbrug gaat die bedoeld is voor de bewoner van de woning aan de [adres 2] . Bij de omgevingsvergunning voor het verbouwen van deze woning heeft verweerder al gekeken naar de parkeergelegenheid. Er is toen vastgesteld dat er voldoende parkeergelegenheid is op het eigen terrein van de [adres 2] . Bij de aanvraag voor de voetgangersbrug hoefde verweerder daar niet opnieuw naar te kijken.
29. Omdat het gaat om het bouwen van een nieuwe brug is de rechtbank van oordeel dat verweerder op grond van artikel 37.1 van het bestemmingsplan moet toetsen of aan de parkeernormen en eisen van de Nota wordt voldaan. Verweerder heeft in zijn verweerschrift alsnog goed uitgelegd dat de voetgangersbrug hoort bij de woning aan de [adres 2] en dat al in het kader van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de verbouwing van dat pand is gebleken dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein is. De rechtbank is het daarom met verweerder eens dat verweerder bij de aanvraag voor de voetgangersbrug niet opnieuw naar de parkeergelegenheid op het eigen terrein van de [adres 2] hoefde te kijken. Iets anders is of het bouwplan ervoor zorgt dat er meer verkeer naar de straat van eisers komt en of er parkeeroverlast ontstaat. Hierover merkt de rechtbank op dat het bestemmingsplan het maken van de voetgangersbrug toestaat. Bij het vaststellen van het bestemmingsplan heeft verweerder de ruimtelijke gevolgen daarvan al meegewogen. Dat geldt ook voor mogelijke verkeersaantrekkende werking en parkeerdruk. Deze aspecten kunnen nu geen rol meer spelen.
Voorwaarden aan de vergunning?