ECLI:NL:RBDHA:2020:3584
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de opleiding aan de Politieacademie en de zorgvuldigheidsbeginselen in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die zijn opleiding aan de Politieacademie te Ossendrecht beëindigd zag, en de directeur van de Politieacademie als verweerder. De rechtbank behandelt de vraag of de beëindiging van de opleiding op een juiste wettelijke grondslag is gebaseerd. Eiser had in september 2017 zijn opleiding Leergang Onderwijs Gevaarbeheersing aan de Politieacademie gestart, maar zijn opleiding werd op 23 juli 2018 beëindigd op grond van artikel 48 van de OER 2018, omdat hij onvoldoende ontwikkeling had doorgemaakt. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, en de Commissie van beroep van de Examens heeft op 15 oktober 2018 het besluit van de directeur vernietigd, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen. Desondanks handhaafde de directeur het eerdere besluit op 20 december 2018, wat leidde tot het beroep van eiser bij de rechtbank.
De rechtbank oordeelt dat de directeur de beëindiging van de opleiding niet op artikel 48 van de OER 2018 kon baseren, omdat dit artikel enkel van toepassing is bij onvoorziene omstandigheden. De rechtbank concludeert dat de beëindiging van de opleiding niet op de juiste wettelijke grondslag is gebaseerd, en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen, waarbij de overwegingen van de rechtbank in acht moeten worden genomen. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser en het griffierecht.