ECLI:NL:RBDHA:2020:3631

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
NL20.4418
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 april 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, geboren op een onbekende datum, heeft beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig een besluit heeft genomen op de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, ingediend op 9 november 2018. De rechtbank had eerder, op 2 september 2019, bepaald dat de staatssecretaris binnen acht weken een eerste gehoor moest afnemen. Deze termijn liep af op 28 oktober 2019, waarna de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag verbeurde, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft op 18 februari 2020 opnieuw beroep ingesteld, omdat de staatssecretaris niet tijdig had gehandeld.

De rechtbank heeft overwogen dat, ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dwangsomperiode op het moment van indiening van het beroep nog niet was verstreken, wat betekent dat de prikkel voor de staatssecretaris om een besluit te nemen nog steeds aanwezig was. Desondanks heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de staatssecretaris nog binnen de gestelde termijn had kunnen handelen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan en bekendgemaakt op 20 april 2020. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na de bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.4418

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , geboren op [geboortedatum] , van Ertitrese, eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Wierink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 18 februari 2020 heeft eiser bij de rechtbank beroep ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van 9 november 2018.
Bij uitspraak 2 september 2019 (NL19.17024) van deze rechtbank, is het door eiser ingestelde beroep gegrond verklaard en is bepaald dat verweerder binnen acht weken na deze uitspraak een eerste gehoor dient af te nemen. De rechtbank heeft voorts met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Op 18 februari 2020 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van 9 november 2018.
Verweerder heeft op 30 maart 2020 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
3. In artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb is bepaald dat indien het beroep gegrond is en nog geen besluit bekendgemaakt is, de rechtbank bepaalt dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In het tweede lid is neergelegd dat de rechtbank aan haar uitspraak een nadere dwangsom verbindt voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
4. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
5. Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
6. Nu de rechtbank bij uitspraak van 2 september 2019 verweerder heeft opgedragen binnen acht weken een eerste gehoor af te nemen en de uitspraak op diezelfde datum is verzonden, had verweerder dit uiterlijk op 28 oktober 2019 moeten doen.
7. Vanaf 29 oktober 2019 verbeurt verweerder een dwangsom van € 100,- per dag. Het maximum van de dwangsom is in voornoemde uitspraak van 20 september 2019 bepaald op € 15.000,-. Dat betekent dat over een periode van 150 dagen na 29 oktober 2019 nog dwangsommen worden verbeurd. De dwangsomperiode was op 18 februari 2020, de datum dat het onderhavige beroep is ingediend, nog niet verstreken. De prikkel om een besluit te nemen was ten tijde van de indiening van het onderhavige beroep dus nog steeds aanwezig. Daarom zal de rechtbank dit beroep niet-ontvankelijk verklaren.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep in verband met het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van
N. Joacim, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op: 20 april 2020
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.