ECLI:NL:RBDHA:2020:3738

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2020
Publicatiedatum
22 april 2020
Zaaknummer
C/09/586472 / FA RK 20-15 tb
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale kinderontvoering en benoeming bijzondere curator in het belang van het kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2020 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot teruggeleiding van een minderjarig kind, dat door de moeder in Nederland is achtergehouden. De ouders, die in 2015 naar Italië zijn verhuisd, hebben gezamenlijk gezag over hun kind. De vader heeft verzocht om de afgifte van het kind, zodat hij met het kind kan terugkeren naar Italië. De rechtbank oordeelt dat de gewone verblijfplaats van het kind in Italië ligt en dat de moeder het kind in strijd met het gezagsrecht van de vader in Nederland heeft gehouden. De rechtbank wijst het verzoek tot teruggeleiding toe, maar houdt rekening met mogelijke overheidsmaatregelen in verband met COVID-19 die de terugkeer kunnen bemoeilijken. De rechtbank benoemt tevens een bijzondere curator om de belangen van het kind te behartigen en om de mening van het kind te achterhalen over zijn verblijf in Nederland en Italië. De zaak wordt verwezen naar een meervoudige kamer voor verdere behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Den HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 20-15
Zaaknummer: C/09/586472
Datum beschikking: 31 januari 2020

Internationale kinderontvoering/benoeming bijzondere curator

Beschikking in het kader van het op 8 januari 2020 ingekomen verzoek van:

[Y] ,

de vader,
wonende te [woonplaats 1] , Italië,
advocaat: mr. H.A. Schipper te ‘s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. J. Schoenmakers te Breda.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • de brief van 24 januari 2020 van de zijde van de moeder;
  • de brief van 28 januari 2020, met bijlagen van de zijde van de vader.
Op 27 januari 2020 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, alsmede de moeder, bijgestaan door haar advocaat en mw [naam medewerkster RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming. Het betrof hier een regiezitting met het oog op crossborder mediation in internationale kinderontvoeringszaken met als behandelend rechter, tevens kinderrechter,
mr. H. Dragtsma. De behandeling ter terechtzitting is aangehouden.
Op genoemde regiezitting is aan partijen de gelegenheid geboden om een crossborder mediation traject te volgen, gefaciliteerd door het Mediation Bureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering, teneinde tot een minnelijke regeling te komen. Partijen hebben daar om hen moverende redenen geen gebruik van gemaakt.

Verzoek en verweer

De vader heeft verzocht de afgifte van na te melden kind aan de vader te gelasten, opdat de vader met het kind kan terugkeren naar Italië op de kortst mogelijke termijn en met veroordeling van de moeder in alle kosten die de vader in verband met de ontvoering en de teruggeleiding van het kind heeft gemaakt en nog zal maken, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder voert verweer.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd geweest van [datum huwelijk] 2004 tot [datum echtscheiding] 2018.
- Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind:
- [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] (hierna:
[voornaam minderjarige] ).
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [voornaam minderjarige] uit.
- Partijen zijn in september 2015 met [voornaam minderjarige] naar Italië geëmigreerd.
- Begin 2018 is de moeder naar Nederland teruggekeerd.
- Als verdeling van de zorg- en opvoedingstaken hebben partijen in het ouderschapsplan van 8 februari 2018 afgesproken dat [voornaam minderjarige] het hoofdverblijf heeft bij de vader en hij één week per maand met de moeder samen is in Italië. In die week is de vader in Nederland. Er is sprake van “birdnesting” voor [voornaam minderjarige] .
- [voornaam minderjarige] is na een verblijf in de kerstvakantie van 22 december 2019 tot 27 december 2019 bij de moeder in Nederland, niet op 27 december 2019 aan de vader afgegeven voor terugkeer naar Italië.
- De vader, de moeder en [voornaam minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit.
- De vader heeft zich niet gemeld bij de Nederlandse Centrale Autoriteit.

Beoordeling

Ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank een bijzondere curator benoemen. De rechtbank acht het, gelet op de aard van de zaak en van de daarin spelende belangenstrijd, in het belang van [voornaam minderjarige] noodzakelijk een bijzondere curator te benoemen.
De rechtbank verzoekt de bijzondere curator de volgende vragen te beantwoorden:
Wat geeft de [voornaam minderjarige] zelf aan over een eventueel verblijf in Italië en een eventueel verblijf in Nederland?
In hoeverre lijkt [voornaam minderjarige] zich vrij te kunnen uiten?
In hoeverre lijkt [voornaam minderjarige] de gevolgen van het verblijf in Italië of het verblijf in Nederland te overzien?
Wil [voornaam minderjarige] met de rechter(s) spreken en zo ja, wenst [voornaam minderjarige] dat de bijzondere curator daarbij aanwezig zal zijn?
Zijn er nog bijzonderheden naar voren gekomen die van belang zijn voor de te nemen beslissingen?
Van de bijzondere curator wordt verwacht dat deze door gesprekken te voeren met [voornaam minderjarige] probeert zicht te krijgen op de mening van [voornaam minderjarige] ten aanzien van het verblijf in Italië en het verblijf in Nederland en vervolgens die mening van [voornaam minderjarige] naar voren te brengen in deze procedure. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling van de rechtbank dat de bijzondere curator hierbij ouders zal betrekken. Het gaat alleen om gesprekken met [voornaam minderjarige] .
Van de ouders wordt verwacht dat zij volledige medewerking verlenen aan het inplannen en uitvoeren van de gesprekken van [voornaam minderjarige] met de bijzondere curator.
Van zijn bevindingen dient de bijzondere curator uiterlijk twee dagen voor de nader te bepalen behandeling ter terechtzitting een schriftelijk verslag aan de rechtbank en de ouders toe te sturen. De bijzondere curator licht het verslag zo nodig ter terechtzitting toe.
Verwijzing naar de Meervoudige Kamer
De rechtbank heeft kennis genomen van hetgeen partijen hebben aangevoerd ten aanzien van de exclusieve bevoegdheid van deze rechtbank in teruggeleidingsprocedures, meer expliciet de bevoegdheid van deze rechtbank in de onderhavige zaak nu de vader een advocaat is die regelmatig bij deze rechtbank pleit.
De moeder heeft zich ten aanzien van de bevoegdheid van deze rechtbank gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De vader heeft bij brief van 28 januari 2020 verzocht op dit punt een zodanige beslissing te nemen die niet tot vertraging van een beslissing in de onderhavige procedure zal leiden.
Gelet op het hieromtrent ter zitting verhandelde en op hetgeen partijen na de zitting schriftelijk naar voren hebben gebracht verwijst de rechtbank de zaak voor de verdere inhoudelijke behandeling naar een meervoudige kamer van deze rechtbank.
(alleen opnemen indien kostenveroordeling is verzocht)

Beslissing

De rechtbank:
benoemt tot bijzondere curator over de minderjarige:
- [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ,
drs. A. (Anneke) van Teijlingen, [naam kantoor] , [postbus] , [postcode] [plaats] , telefoonnummer: [telefoonnummer] , e-mail: [e-mailadres] ;
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de bijzondere curator zal toesturen;
bepaalt dat de bijzondere curator uiterlijk twee dagen voor de nader te bepalen behandeling ter terechtzitting zijn schriftelijk verslag aan de rechtbank en de (advocaten van de) ouders dient te sturen;
houdt iedere verdere beslissing aan;
verwijst de zaak naar de meervoudige kamer.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Dragtsma, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
31 januari 2020.