ECLI:NL:RBDHA:2020:3763

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2020
Publicatiedatum
23 april 2020
Zaaknummer
NL20.4971
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser, een Turkse nationaliteit, op 17 februari 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, zoals bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet. Na een periode van stilzwijgen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft eiser op 25 februari 2020 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag. Op 11 maart 2020 heeft de staatssecretaris alsnog op de aanvraag beslist, maar het beroep is bij brief van 13 maart 2020 ingetrokken. Tegelijkertijd heeft eiser verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de kosten van de procedure, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, waarop de staatssecretaris op 10 april 2020 heeft gereageerd. Aangezien partijen niet om een zitting hebben verzocht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat het verzoek om kostenvergoeding kan worden toegewezen indien het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen.

De rechtbank constateert dat de staatssecretaris bereid is de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 262,50. Gezien het feit dat het beroep is ingetrokken omdat de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan eiser, ziet de rechtbank aanleiding om het verzoek om proceskostenvergoeding toe te wijzen. De kosten zijn gerelateerd aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten tot een bedrag van € 262,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier, op 21 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.4971

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , geboren op [geboortedatum] , van Turkse nationaliteit, eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. E. Arslan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 17 februari 2019 heeft eiser een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vreemdelingenwet ingediend.
Op 25 februari 2020 is bij de rechtbank beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op deze aanvraag.
Op 11 maart 2020 heeft verweerder alsnog op de aanvraag beslist.
Het beroep is bij brief van 13 maart 2020 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep is verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 6 april 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft op 10 april 2020 gereageerd.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiser is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. Bij brief van 10 april 2020 heeft verweerder aangegeven bereid te zijn de proceskosten in onderhavige procedure te vergoeden tot een bedrag van € 262,50.
4. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiser en dat eiser tegelijk met de intrekking van het (terecht ingestelde) beroep heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
5. De rechtbank ziet aanleiding het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toe te wijzen.
6. De kosten hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 262,50 in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor licht).

BeslissingDe rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 262,50.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van
A.C. Karels, griffier.
De uitspraak is gedaan op 21 april 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.