ECLI:NL:RBDHA:2020:3766
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vervolgberoep inzake maatregel van bewaring in het kader van vreemdelingenrecht tijdens coronamaatregelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2020 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, die stelt de Poolse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, die op 9 maart 2020 was opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser verzocht tevens om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en op 15 april 2020 het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 23 maart 2020 rechtmatig was. De kern van het beroep is of er zicht op uitzetting is, vooral in het licht van de coronamaatregelen. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting is, omdat zijn vlucht van 12 april 2020 is geannuleerd en er geen zekerheid is over een nieuwe vlucht. De rechtbank oordeelt echter dat, hoewel er momenteel geen directe vlucht naar Polen mogelijk is, de uitzettingsbelemmeringen tijdelijk zijn en dat er in mei weer geëscorteerde vluchten zullen plaatsvinden. Eiser heeft bovendien aangegeven niet mee te willen werken aan zijn uitzetting.
De rechtbank concludeert dat er op dit moment geen aanleiding is om te oordelen dat het zicht op uitzetting ontbreekt. De beroepsgrond van eiser slaagt niet. Daarnaast heeft eiser niet onderbouwd dat hij in detentie een groter risico loopt op schade aan zijn gezondheid door het coronavirus dan in de vrije maatschappij. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.