In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2020 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een Ugandees, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft aangevoerd dat hij homoseksueel is en dat hij vanwege zijn geaardheid vreest voor vervolging in Uganda. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat hij de verklaringen van eiser over zijn homoseksualiteit ongeloofwaardig achtte. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser authentiek en gedetailleerd heeft verklaard over zijn ontdekking van zijn homoseksualiteit en de gevolgen daarvan in Uganda. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de staatssecretaris de context van de situatie in Uganda niet voldoende heeft betrokken bij de beoordeling van de verklaringen van eiser. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere uitspraak in acht moet worden genomen. De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, maar heeft het beroep van eiser gegrond verklaard.