Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, die stelt de Poolse nationaliteit te bezitten, is op 9 maart 2020 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld zonder de vreemdeling te horen, vanwege de praktische onmogelijkheid om dit te doen in het licht van de coronamaatregelen en het dringende advies tot social distancing.
De eiser betoogde dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn zou zijn, onder verwijzing naar de sluiting van de Poolse grenzen door de coronamaatregelen. De rechtbank oordeelde echter dat, hoewel de mogelijkheden tot terugkeer tijdelijk beperkt zijn, dit niet betekent dat uitzetting op lange termijn onmogelijk is. De rechtbank concludeerde dat er op dat moment nog steeds zicht op uitzetting was, met een nieuwe vlucht gepland op 28 april 2020. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.