Op 20 april 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel, ingediend door de officier van justitie op 15 april 2020. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1993, die momenteel verblijft in een accommodatie en geen bekende woon- of verblijfplaats heeft. De officier van justitie verzocht om verlenging van de crisismaatregel, die eerder op 15 april 2020 was opgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 april 2020 werd de betrokkene gehoord, evenals een arts-assistent en de advocaat van de betrokkene. De betrokkene gaf aan dat het niet goed met haar gaat en dat zij in de accommodatie wil blijven, terwijl de advocaat zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank.
De arts-assistent bevestigde de inhoud van de medische verklaring, waarin werd aangegeven dat de betrokkene stemmen hoort, angstig en psychotisch is. De betrokkene heeft aangegeven dat zij geen medicatie mag innemen van de Djinn, die zij meent in haar lichaam te hebben. De rechtbank concludeerde dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade, en dat de situatie zo ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
De rechtbank oordeelde dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is om het dreigende nadeel af te wenden, ondanks het verzet van de betrokkene tegen de zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar, en de rechtbank verleende daarom een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, geldig tot en met 11 mei 2020. De beschikking werd gegeven door rechter M. Nijenhuis, bijgestaan door griffier R. Westerhof, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 april 2020.