In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 april 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 2002, die momenteel verblijft in een accommodatie. De officier van justitie had op 15 april 2020 verzocht om verlenging van de eerder opgelegde crisismaatregel, die op 14 april 2020 was ingesteld. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op 20 april 2020 gehouden, waarbij de advocaat van de betrokkene aanwezig was, maar de officier van justitie niet. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder ernstig lichamelijk letsel en psychische schade, en dat dit nadeel voortvloeit uit psychische stoornissen, zoals een autismespectrumstoornis en een licht verstandelijke beperking.
De rechtbank heeft de noodzaak van verplichte zorg onderbouwd door te verwijzen naar de risico's van agressie en de behoefte aan structuur voor de betrokkene. De rechtbank heeft geoordeeld dat de voorgestelde maatregelen, waaronder het toedienen van voeding, medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, noodzakelijk zijn om het dreigende nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend voor een periode van drie weken, tot en met 11 mei 2020. De beschikking is gegeven door mr. M. Nijenhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.