ECLI:NL:RBDHA:2020:3957
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van vergoeding voor rechtsbijstand in verband met hobbymatig karakter van geschil
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de intrekking van een verleende vergoeding voor rechtsbijstand. Eiser, een advocaat, had namens een rechtzoekende een toevoeging aangevraagd in verband met een geschil over de beëindiging van het lidmaatschap bij een tuinvereniging. De rechtzoekende vreesde dat hij zijn investering in een zomerhuisje zou verliezen door deze beëindiging. De vergoeding was eerder toegekend, maar werd ingetrokken na een steekproef door de Raad voor Rechtsbijstand, die oordeelde dat het geschil voortvloeide uit hobbymatige activiteiten en dat er geen materieel financieel belang was van minimaal € 500,--. Eiser ging in beroep tegen deze intrekking, maar de rechtbank oordeelde dat de Raad voor Rechtsbijstand terecht had gehandeld. De rechtbank stelde vast dat het geschil niet voldeed aan de criteria voor toevoeging, omdat het een hobbymatig karakter had en het financiële belang indirect en afgeleid was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de intrekking van de vergoeding.