ECLI:NL:RBDHA:2020:4094
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielopvang wegens gebrek aan spoedeisend belang
Op 20 april 2020 heeft verzoekster, een hoogzwangere vrouw met twee minderjarige kinderen, een verzoek ingediend om toelating tot opvang bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa). Dit verzoek volgde op een e-mail van verweerder, het COa, waarin een primair besluit werd genomen op 22 april 2020. Verzoekster maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij en haar kinderen opvang konden krijgen in de regio Utrecht, in afwachting van de beslissing op het bezwaar.
Tijdens de zitting op 1 mei 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek gesloten en vervolgens uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen sprake was van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster en haar kinderen zich konden melden in Ter Apel voor opvang en de benodigde medische zorg, wat door verweerder was toegezegd.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat het standpunt van verweerder niet evident onrechtmatig was en dat er geen dringende redenen waren om het verzoek te honoreren. Wel werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 525,-, omdat het verzoek niet onterecht was ingediend. De uitspraak is gedaan door mr. L.C. Michon, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.J. van Ravenhorst, griffier, op 1 mei 2020. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is.