ECLI:NL:RBDHA:2020:4108

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2020
Publicatiedatum
7 mei 2020
Zaaknummer
NL20.5344
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing proceskostenvergoeding na intrekking van asielaanvraag

Op 27 juli 2019 heeft eiser, een Jemenitische nationaliteit hebbende, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, zoals bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet. Na een periode van stilzwijgen heeft eiser op 28 februari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op deze aanvraag. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 16 maart 2020 alsnog op de aanvraag beslist. Eiser heeft het beroep op 2 april 2020 ingetrokken, maar verzocht om verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure, zoals geregeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, waarop verweerder op 10 april 2020 heeft gereageerd. Aangezien partijen niet om een zitting hebben verzocht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat het Besluit proceskosten bestuursrecht nadere regels stelt over de kosten en de wijze van vaststelling. In dit geval is het beroep ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiser, en is er tegelijk met de intrekking verzocht om een kostenveroordeling. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 262,50. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten betrekking hebben op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank heeft het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toegewezen en verweerder veroordeeld tot een bedrag van € 262,50.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is gedaan op 30 april 2020, en als gevolg van de coronamaatregelen is deze niet op een openbare zitting uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak
buiten zitting

RECHTBANK DEN HAAG

zittingsplaats Haarlem
Sector bestuursrecht
zaaknummer: NL20.5344

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2020 in de zaak tussen

[eiser], geboren op [geboortedatum] , van Jemenitische nationaliteit, eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.E.M. de Vries),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 27 juli 2019 heeft eiser een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vreemdelingenwet ingediend.
Op 28 februari 2020 is bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op deze aanvraag.
Op 16 maart 2020 heeft verweerder alsnog op de aanvraag beslist.
Het beroep is bij brief van 2 april 2020 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep is verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 6 april 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft op 10 april 2020 gereageerd.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiser is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
.3. Bij brief van 10 april 2020 heeft verweerder aangegeven bereid te zijn de proceskosten in onderhavige procedure te vergoeden tot een bedrag van € 262,50.
4. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiser en dat tegelijk met de intrekking van het beroep is verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
5. De rechtbank ziet aanleiding het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toe te wijzen.
6. De kosten hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 262,50 in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor licht).

BeslissingDe rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 262,50.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier.
De uitspraak is gedaan op 30 april 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken
griffier rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.