Uitspraak
buiten zitting
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2020 in de zaak tussen
(gemachtigde: mr. A.E.M. de Vries),
Rechtbank Den Haag
Op 27 juli 2019 heeft eiser, een Jemenitische nationaliteit hebbende, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, zoals bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet. Na een periode van stilzwijgen heeft eiser op 28 februari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op deze aanvraag. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 16 maart 2020 alsnog op de aanvraag beslist. Eiser heeft het beroep op 2 april 2020 ingetrokken, maar verzocht om verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure, zoals geregeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, waarop verweerder op 10 april 2020 heeft gereageerd. Aangezien partijen niet om een zitting hebben verzocht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat het Besluit proceskosten bestuursrecht nadere regels stelt over de kosten en de wijze van vaststelling. In dit geval is het beroep ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiser, en is er tegelijk met de intrekking verzocht om een kostenveroordeling. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 262,50. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten betrekking hebben op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank heeft het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toegewezen en verweerder veroordeeld tot een bedrag van € 262,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is gedaan op 30 april 2020, en als gevolg van de coronamaatregelen is deze niet op een openbare zitting uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.