ECLI:NL:RBDHA:2020:4168
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen en proceskostenvergoeding
Op 8 mei 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.M. Prins, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door A.M. Snijders. De zaak betreft de intrekking van de uitkering van eiseres op basis van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) per 25 maart 2018. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder. Eiseres heeft hierop beroep ingesteld, waarna een zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2019. Tijdens deze zitting is het onderzoek geschorst om eiseres de gelegenheid te geven nadere stukken in te dienen. Na verdere behandeling van de zaak en het benoemen van een deskundige, heeft verweerder op 25 maart 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar van eiseres alsnog gegrond werd verklaard en zij in aanmerking kwam voor een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA). Eiseres heeft vervolgens haar beroep ingetrokken met het verzoek om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder aan eiseres is tegemoetgekomen en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 1.584,92, inclusief een reiskostenvergoeding. Tevens dient verweerder het griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier.