ECLI:NL:RBDHA:2020:4196

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2020
Publicatiedatum
11 mei 2020
Zaaknummer
NL19.25688
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.G.M. Buys
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens tijdige besluitvorming door verweerder in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft eiser, met V-nummer [V-nummer], beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Op 9 december 2019 heeft verweerder alsnog een besluit genomen, waarbij een dwangsom is toegekend aan eiser vanwege het niet tijdig beslissen. Eiser heeft op 30 december 2019 aangegeven het beroep te willen handhaven en verzocht om een veroordeling in de proceskosten. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit niet nodig was volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat eiser geen inhoudelijke gronden heeft ingediend tegen het besluit waarbij zijn aanvraag is ingewilligd. Hierdoor heeft de rechtbank zich alleen uitgelaten over het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit en het verzoek om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. De rechtbank concludeert dat eiser geen belang meer heeft bij de behandeling van zijn beroep, omdat verweerder inmiddels een besluit heeft genomen. Verweerder heeft erkend dat hij de maximale dwangsom van € 1.442,- heeft verbeurd, waardoor de rechtbank niet alsnog een rechtelijke dwangsom kan opleggen.

De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 262,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. Buys, rechter, in aanwezigheid van J.T. Boddeus, griffier, en is openbaar gemaakt op 4 mei 2020.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL19.25688
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , met V-nummer [V-nummer] , eiser (gemachtigde: G. Ocak),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. (gemachtigde: B. de Jong).

Procesverloop

Op 6 november 2019 heeft eiser beroep ingesteld, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag.
Op 9 december 2019 heeft verweerder alsnog een besluit genomen op de aanvraag waarbij verweerder tevens een dwangsom heeft toegekend aan eiser vanwege het niet tijdig beslissen op de aanvraag van eiser.
Eiser heeft op 30 december 2019 medegedeeld dat hij het beroep wenst te handhaven en verzocht om een veroordeling in de proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van eiser.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
In zijn reactie op het besluit van 9 december 2019 schrijft eiser dat hij het beroep handhaaft, omdat verweerder niet binnen de wettelijke termijn van twee weken heeft beslist. Het beroep tegen het niet tijdig geven van een beschikking schort de dwangsom volgens eiser niet op. Eiser verzoekt de rechtbank alsnog een rechtelijke dwangsom op te leggen voor de reeds te laat genomen beslissing en vergoeding van het griffierecht. Ten slotte verzoekt eiser om een vergoeding van de proceskosten te wegen tegen een hogere wegingsfactor dan gebruikelijk.
3. Eiser heeft geen inhoudelijke gronden ingediend tegen het besluit waarbij zijn aanvraag is ingewilligd. Om deze reden zal de rechtbank zich alleen uitlaten over het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit en het verzoek om een veroordeling van verweerder in de proceskosten.
4. De rechtbank beslist dat eiser geen belang meer heeft bij de behandeling van zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag, omdat verweerder inmiddels een besluit heeft genomen. Verweerder heeft in dit besluit ook erkend dat hij de maximale dwangsom van € 1.442,- heeft verbeurd. De rechtbank kan daarom niet alsnog een rechtelijke dwangsom opleggen. Verweerder heeft gedaan wat eiser wilde. Daarom zal de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaren.
5. Verweerder heeft gedaan wat eiserwilde, daarom beslist de rechtbank dat verweerder de proceskosten van eiser moet betalen. De rechtbank stelt de proceskosten van eiser die verweerder moet betalen vast op € 262,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 0,5). Deze zaak is van licht gewicht, omdat het alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De rechtbank :
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 262,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. Buys, rechter, in aanwezigheid van J.T. Boddeus, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
04 mei 2020

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.