ECLI:NL:RBDHA:2020:4226

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
NL20.5240
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ongeldige ingebrekestelling in asielprocedure

Op 11 mei 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een Syrische eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 27 februari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, ingediend op 16 juli 2019. De staatssecretaris had op 13 maart 2020 een verweerschrift ingediend. De rechtbank overwoog dat ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat de eiser geen geldige ingebrekestelling had ingediend. De rechtbank stelde vast dat de ingebrekestelling niet duidelijk was en niet voldeed aan de vereisten, waardoor het voor de staatssecretaris te veel invulling vroeg om deze te herleiden naar de asielaanvraag van de eiser. De rechtbank concludeerde dat de naam van de eiser het enige correcte gegeven was in de ingebrekestelling en dat het beroep om deze reden niet-ontvankelijk werd verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van griffier N. Joacim. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.5240

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser] , geboren op [geboortedatum] , van Syrische nationaliteit, eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Issa),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 27 februari 2020 beroep ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een beslissing op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van 16 juli 2019.
Verweerder heeft op 13 maart 2020 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
3. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
4. Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
5. Ingevolge artikel 4:13, eerste lid, van de Awb dient een beschikking te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn.
6. Ingevolge artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven.
7. Eiser heeft op 16 juli 2019 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Gelet op het voorgaande had verweerder uiterlijk op 15 januari 2020 op de aanvraag moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is verstreken.
8. De rechtbank stelt voorts vast dat eiser verweerder bij brief van 11 februari 2020 heeft meegedeeld dat hij in gebreke is en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
9. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat een geldige ingebrekestelling ontbreekt. Ondanks het feit dat de ingebrekestelling vormvrij is, dient wel duidelijk te zijn om welke procedure het gaat. Eiser heeft het format ingebrekestelling van de IND gebruikt maar heeft deze niet volledig ingevuld. Zo ontbreekt het zaaknummer van de procedure. Voorts stelt eiser een aanvraag, verzoek of bezwaar te hebben ingediend op 11 februari 2020, doch verweerder heeft op deze datum geen aanvraag, verzoek of bezwaar van eiser ontvangen. Verweerder is van mening dat het gelet hierop niet duidelijk is op welke procedure de ingebrekestelling ziet.
10. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich terecht op voorgaand standpunt. Uit de gegevens die zijn ingevuld op het formulier ingebrekestelling blijkt niet om welke procedure het gaat en dus ook niet dat de ingebrekestelling ziet op de asielaanvraag van 16 juli 2019. Ook de opgegeven datum van de aanvraag klopt niet met de datum van de asielaanvraag en uit het ingevulde formulier blijkt dat de gestelde wettelijke termijn pas verstrijkt op 11 augustus 2020. Het vraagt te veel eigen invulling van verweerder om deze ingebrekestelling te herleiden tot de asielaanvraag van 16 juli 2019. De naam van eiser is het enige correcte gegeven.
11. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk omdat een geldige ingebrekestelling ontbreekt. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep in verband met het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier.
De uitspraak is gedaan op 11 mei 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.