Op 11 mei 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een Syrische vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had op 27 februari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, die zij op 1 augustus 2019 had ingediend. De staatssecretaris had op 16 maart 2020 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de ingebrekestelling die eiseres had ingediend, niet geldig was. Dit was te wijten aan het feit dat de ingebrekestelling niet volledig was ingevuld en belangrijke gegevens ontbraken, zoals het zaaknummer en de juiste datum van de aanvraag. Hierdoor was het voor de staatssecretaris niet mogelijk om de ingebrekestelling correct te herleiden naar de asielaanvraag.
De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het beroep van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat er geen geldige ingebrekestelling was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na de bekendmaking.