ECLI:NL:RBDHA:2020:4227

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
NL20.5241
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ongeldige ingebrekestelling in asielprocedure

Op 11 mei 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een Syrische vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had op 27 februari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, die zij op 1 augustus 2019 had ingediend. De staatssecretaris had op 16 maart 2020 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de ingebrekestelling die eiseres had ingediend, niet geldig was. Dit was te wijten aan het feit dat de ingebrekestelling niet volledig was ingevuld en belangrijke gegevens ontbraken, zoals het zaaknummer en de juiste datum van de aanvraag. Hierdoor was het voor de staatssecretaris niet mogelijk om de ingebrekestelling correct te herleiden naar de asielaanvraag.

De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het beroep van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat er geen geldige ingebrekestelling was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na de bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.5241

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , geboren op [geboortedatum] , van Syrische nationaliteit, eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Issa),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 27 februari 2020 beroep ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een beslissing op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van 1 augustus 2019.
Verweerder heeft op 16 maart 2020 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
3. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
4. Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
5. Ingevolge artikel 4:13, eerste lid, van de Awb dient een beschikking te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn.
6. Ingevolge artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven.
7. Eiseres heeft 1 augustus 2019 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Gelet op het voorgaande had verweerder uiterlijk op 31 januari 2019 op de aanvraag moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is verstreken.
8. De rechtbank stelt voorts vast dat eiseres verweerder bij brief van 11 februari 2020 heeft meegedeeld dat hij in gebreke is en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
9. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een geldige ingebrekestelling. Ondanks het feit dat de ingebrekestelling vormvrij is, dient wel duidelijk te zijn om welke procedure het gaat. Eiseres heeft het format ingebrekestelling van de IND gebruikt maar heeft deze niet volledig ingevuld. Zo ontbreekt het zaaknummer van de procedure. Ook de opgegeven datum van de aanvraag klopt niet met de datum van de asielaanvraag en uit het ingevulde formulier blijkt dat de gestelde wettelijke termijn pas verstrijkt op 11 augustus 2020. Het vraagt te veel eigen invulling van verweerder om deze ingebrekestelling te herleiden tot de asielaanvraag van 1 augustus 2019. De naam van eiseres is het enige correcte gegeven.
10. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk omdat een geldige ingebrekestelling ontbreekt. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep in verband met het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier.
De uitspraak is gedaan op 11 mei 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.