ECLI:NL:RBDHA:2020:4265

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2020
Publicatiedatum
13 mei 2020
Zaaknummer
NL19.17924
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Eritrese eiseres met betrekking tot vervolging op basis van religieuze overtuiging

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 mei 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Eritrese eiseres die lid is van de Pinkstergemeente. Eiseres heeft in haar asielaanvraag aangevoerd dat zij vreest voor vervolging door de Eritrese autoriteiten, vooral na de arrestatie van tien van haar geloofsgenoten in 2018. Eiseres heeft haar vrees onderbouwd met verklaringen van haar zoon, die haar hielp bij het verkrijgen van een illegaal uitreisvisum. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat eiseres haar vrees niet met eigen verklaringen kon onderbouwen en de autoriteiten niet op de hoogte zouden zijn van haar lidmaatschap van de Pinkstergemeente.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom van eiseres verwacht kon worden dat zij eigen verklaringen zou afleggen, gezien het feit dat zij ondergedoken was na de arrestaties. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de zoon van eiseres onvoldoende zijn betrokken in de beoordeling van de staatssecretaris. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, met de opdracht aan de staatssecretaris om een nieuwe beoordeling van de geloofwaardigheid van het relaas van eiseres te maken. De rechtbank heeft ook proceskosten aan de eiseres toegewezen, tot een bedrag van € 787,50.

De uitspraak benadrukt het belang van het betrekken van verklaringen van derden in asielprocedures, vooral wanneer de aanvrager zelf niet in staat is om uitgebreide verklaringen af te leggen. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.17924

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. I.N. Schalken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 8 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 20 april 2020 heeft eiseres op het verweerschrift gereageerd.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Eiseres, afkomstig uit Eritrea, heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat
zij zich in de jaren negentig heeft bekeerd tot de Pinkstergemeente. Acht jaar voor haar vertrek is eiseres wegens haar religie gearresteerd. Na een garantstelling dat zij zich zou afwenden van de Pinkstergemeente is eiseres zonder consequenties vrijgelaten. Op 5 maart 2018 worden tien geloofsgenoten van eiseres gearresteerd. Eiseres verneemt dit van de dochter van één van de arrestanten. Naar aanleiding van deze arrestatie wordt eiseres gezocht door de autoriteiten vanwege haar deelname aan religieuze activiteiten. De zoon van eiseres zorgt op illegale wijze voor een uitreisvisum voor eiseres, zodat zij het land kan verlaten.
2. Verweerder acht de verklaringen van eiseres over haar geloofsovertuiging en haar
arrestatie geloofwaardig. Ook volgt verweerder de verklaringen over de arrestatie van de geloofsgenoten. Verweerder acht het echter niet aannemelijk dat eiseres naar aanleiding van de arrestatie in 2018 door de autoriteiten wordt gezocht. Eiseres heeft haar vrees niet met eigen verklaringen onderbouwd waardoor deze enkel stoelt op aannames van eiseres. Verweerder volgt de verklaringen van eiseres over haar illegale uitreis ook niet. De wijze waarop eiseres stelt het uitreisvisum te hebben verkregen, komt niet overeen met informatie uit openbare bronnen. Bovendien heeft eiseres in 2016 een paspoort en uitreisvisum aangevraagd en gekregen. Hieruit leidt verweerder af dat bij de autoriteiten niet bekend is dat eiseres lid is van de Pinkstergemeente. Leden hiervan komen namelijk niet in aanmerking voor een paspoort. Tot slot, het behoren tot de Pinkstergemeente is in zijn algemeenheid geen aanleiding om gegronde vrees voor vervolging aan te nemen. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Mogelijkheden tot onderbouwing van relaas
3. Eiseres erkent dat zij haar relaas niet met eigen uitgebreide verklaringen en
documenten heeft onderbouwd. Er zijn namelijk geen documenten die haar relaas onderbouwen en eiseres is niet in staat om uitgebreide verklaringen af te leggen. Eiseres voert echter aan dat zij er wel alles aan heeft gedaan om haar relaas te onderbouwen. De verklaringen die eiseres heeft afgelegd waren eenduidig en zij heeft haar relaas verder onderbouwd met een uitgebreide schriftelijke verklaring van haar zoon [naam] .
Ten aanzien van de vrees voor de autoriteiten
3.1.
Eiseres heeft inderdaad niet zelf ondervonden dat zij wordt gezocht door de
autoriteiten. Eiseres baseert haar vrees echter niet louter op aannames. De dochter van één van de arrestanten stelde eiseres ervan op de hoogte dat haar vader, nadat hij gemarteld was, aan de autoriteiten had verteld dat er Pinkstergemeentebijeenkomsten in de woning van eiseres plaatsvonden. Eiseres is ondergedoken. Zij heeft van haar zoon vernomen dat haar woning in de gaten werd gehouden door de autoriteiten en dat deze op zoek naar haar waren. Eiseres baseert zich dus op verschillende verklaringen van derden. In dit verband wijst eiseres op Werkinstructie 2014/10 (WI 2014/10), paragraaf 3.1. Hieruit volgt dat verklaringen van derden ook een rol kunnen spelen bij de geloofwaardigheidsbeoordeling.
Ten aanzien van de illegale uitreis
3.2.
Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte aanneemt dat eiseres niet door de
autoriteiten werd gezocht omdat zij kon uitreizen. Eiseres is echter niet op een legale manier uitgereisd. Eiseres heeft door middel van steekpenningen, betaald door haar zoon, een uitreisvisum verkregen. Hierdoor waren de autoriteiten er niet van op de hoogte dat zij Eritrea verliet. Eiseres heeft met verwijzingen naar verschillende bronnen [1] onderbouwd dat het mogelijk is om op deze manier illegaal uit te reizen. Het standpunt van verweerder dat illegaal uitreizen wellicht mogelijk is, maar dat dit niets zegt over de situatie van eiseres, is gezien de gedetailleerde verklaringen van eiseres en haar zoon niet houdbaar.
Standpunt verweerder
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet geloofwaardig wordt geacht dat
eiseres wordt gezocht door de autoriteiten van haar land van herkomst en dat zij het land op illegale wijze heeft verlaten. Eiseres heeft zelf niet ervaren dat zij wordt gezocht en baseert haar aanname enkel op informatie van derden. Eiseres heeft haar stelling dat zij illegaal is uitgereisd in het geheel niet onderbouwd. Bovendien is het volgens verweerder opmerkelijk dat eiseres pas op 1 mei 2018 uit Eritrea vertrekt, terwijl haar uitreisvisum op 23 april 2018 is afgegeven en eiseres op dat moment al meer dan een maand zou worden gezocht door de autoriteiten. Volgens verweerder volgt hier niet uit dat eiseres zich in een acute vluchtsituatie bevond en doet dit afbreuk aan haar verklaringen over de gestelde illegale uitreis. Nu verweerder ervan uitgaat dat eiseres legaal is uitgereisd, sterkt dit verweerder in de overtuiging dat eiseres, omdat zij legaal kon uitreizen, niet wordt gezocht door de autoriteiten. De brief van haar zoon bevat geen informatie van een objectief verifieerbare bron. Het is in de eerste plaats aan eiseres om haar relaas aannemelijk te maken. Omdat zij daar niet in is geslaagd, kan haar zoon dit evenmin voor haar aannemelijk maken. De verwijzing van eiseres naar de WI 2014/10, inzake informatie die van derden verkregen is, treft volgens verweerder geen doel. Nog daargelaten dat de passage ziet op de vaststelling van relevante elementen, kunnen verklaringen van horen zeggen slechts dan geloofwaardig worden geacht als deze ook passen binnen de rest van de verklaringen.
Oordeel over mogelijkheden tot onderbouwing relaas
5. Volgens WI 2014/10, paragraaf 3.2.1.2, kunnen verklaringen van derden een rol
spelen bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het relaas als externe geloofwaardigheidsindicator. Ook volgt uit WI 2014/10 dat verklaringen van derden niet enkel bewijswaarde hebben als zij afkomstig zijn van een objectief verifieerbare bron, maar dat aan deze verklaringen een bewijswaarde wordt toegekend. In WI 2014/10 worden vervolgens enkele punten genoemd die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de bewijswaarde.
5.1.
De rechtbank ziet in het bestreden besluit niet terug dat verweerder de bewijswaarde
van de verklaringen van derden heeft beoordeeld. Indien de rechtbank het standpunt van verweerder zo moet opvatten dat, in het onderhavige geval, aan de verklaringen van derden überhaupt geen bewijswaarde toekomt omdat het eerst aan eiseres zelf is om haar vrees voor de autoriteiten en haar illegale uitreis aannemelijk te maken, dan is dat standpunt ten onrechte ingenomen. Eiseres heeft namelijk aangegeven dat zij niet uit eigen ervaring kan verklaren over haar vrees voor de autoriteiten en de illegale uitreis. Eiseres was ondergedoken en haar zoon heeft het uitreisvisum geregeld. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom onder deze omstandigheden nog steeds van eiseres verwacht kan worden dat zij eigen verklaringen kan afleggen. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat verweerder de verklaringen van derden onvoldoende in de beoordeling heeft betrokken. De beroepsgrond slaagt.
Geen bespreking overige gronden
6. Uit het bovenstaande volgt dat verweerder tot een nieuwe beoordeling van de
geloofwaardigheid van het relaas van eiseres moet overgaan. De rechtbank komt daarom niet toe aan een bespreking van de overige beroepsgronden.
Conclusie
7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De
rechtbank ziet geen aanleiding voor instandlating van de rechtsgevolgen of om zelf in de zaak te voorzien, nu een geloofwaardigheidsbeoordeling niet aan de rechter, maar aan verweerder is. Door de aard en omvang van het gebrek ziet de rechtbank evenmin aanleiding om gebruik te maken van de bevoegdheid in artikel 8:51a van de Awb. De rechtbank zal verweerder derhalve opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
8. Er is aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze kosten stelt de rechtbank
op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 787,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze, met een waarde per punt van
€ 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 787,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van
M.M. Neutgens, griffier.
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op: 11 mei 2020
Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Rapport van European Asylum Support Office, Eritrea, van 11 juni 2015;