ECLI:NL:RBDHA:2020:4265
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Eritrese eiseres met betrekking tot vervolging op basis van religieuze overtuiging
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 mei 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Eritrese eiseres die lid is van de Pinkstergemeente. Eiseres heeft in haar asielaanvraag aangevoerd dat zij vreest voor vervolging door de Eritrese autoriteiten, vooral na de arrestatie van tien van haar geloofsgenoten in 2018. Eiseres heeft haar vrees onderbouwd met verklaringen van haar zoon, die haar hielp bij het verkrijgen van een illegaal uitreisvisum. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat eiseres haar vrees niet met eigen verklaringen kon onderbouwen en de autoriteiten niet op de hoogte zouden zijn van haar lidmaatschap van de Pinkstergemeente.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom van eiseres verwacht kon worden dat zij eigen verklaringen zou afleggen, gezien het feit dat zij ondergedoken was na de arrestaties. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de zoon van eiseres onvoldoende zijn betrokken in de beoordeling van de staatssecretaris. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, met de opdracht aan de staatssecretaris om een nieuwe beoordeling van de geloofwaardigheid van het relaas van eiseres te maken. De rechtbank heeft ook proceskosten aan de eiseres toegewezen, tot een bedrag van € 787,50.
De uitspraak benadrukt het belang van het betrekken van verklaringen van derden in asielprocedures, vooral wanneer de aanvrager zelf niet in staat is om uitgebreide verklaringen af te leggen. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak.