ECLI:NL:RBDHA:2020:4307

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 mei 2020
Publicatiedatum
15 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6161
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijstand en de gevolgen van buitenbehandelingstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas. De eiser had in het verleden meerdere aanvragen om bijstand ingediend, waarvan er twee buiten behandeling zijn gesteld. De eiser heeft op 12 mei 2019 een nieuwe aanvraag ingediend, die door de verweerder is afgewezen. Na bezwaar heeft de verweerder de aanvraag alsnog gegrond verklaard, maar de bijstand is pas toegekend met ingang van 12 mei 2019. De eiser heeft betoogd dat hij recht heeft op bijstand met terugwerkende kracht vanaf 20 februari 2019, de datum van zijn eerste aanvraag. De rechtbank heeft overwogen dat de eerdere buitenbehandelingstellingen geen afwijzingen zijn en dat de aanvraag van 12 mei 2019 niet als een herhaalde aanvraag kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder het juiste toetsingskader heeft toegepast en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd die rechtvaardigen dat bijstand met terugwerkende kracht wordt verleend. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in het kader van de maatregelen rondom het coronavirus, waardoor deze nog niet op een openbare zitting is uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/7303

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. van den Ende),
en

het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Boere)

Procesverloop

Bij besluit van 5 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om bijstand van 12 mei 2019 afgewezen.
Bij besluit van 29 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en hem bijstand toegekend per 12 mei 2019.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met een toestemmingsformulier van 6 april 2020 heeft eiser desgevraagd toestemming gegeven om de zaak schriftelijk af te doen. Verweerder heeft met een email van 9 april 2020 eveneens toestemming verleend voor schriftelijke afdoening van de zaak.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 20 februari 2019 een bijstandsuitkering aangevraagd. Bij besluit van 19 maart 2019 heeft verweerder eisers aanvraag buiten behandeling gesteld. Tegen dit besluit heeft eiser geen rechtsmiddelen aangewend waardoor dit besluit in rechte is komen vast te staan.
2. Eiser heeft op 11 april 2019 een bijstandsuitkering aangevraagd. Bij besluit van 1 mei 2019 heeft verweerder eisers aanvraag buiten behandeling gesteld. Tegen dit besluit heeft eiser geen rechtsmiddelen aangewend waardoor dit besluit in rechte is komen vast te staan.
3. Vervolgens heeft eiser op 12 mei 2019 een aanvraag en om bijstand ingediend. Bij het primaire besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Eiser is daartegen in bezwaar gekomen.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan eiser bijstand toegekend met ingang van 12 mei 2019.
5. Eiser heeft - samengevat - aangevoerd dat aan hem bijstand moet worden toegekend met ingang van 20 februari 2019. In de heroverweging in bezwaar heeft verweerder niet besloten op het verzoek van eiser om toekenning van bijstand per 20 februari 2019, zijnde de datum van de eerste aanvraag. Immers de buitenbehandelingstelling(en) van 19 maart 2019 en 1 mei 2019 zijn geen afwijzingen van de aanvragen zodat de aanvraag van 12 mei 2019 geen herhaalde aanvraag is, maar een hernieuwde poging om over de eerdere periode bijstand te verkrijgen. In dit kader heeft eiser gewezen op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB. [1]
6. Verweerder heeft er in zijn verweerschrift op gewezen dat de besluiten van 19 maart 2019 en 1 mei 2019 in rechte vast staan. Eiser heeft ook in het kader van de nu voorliggende bijstandsaanvraag niet gevraagd om een eerdere ingangsdatum. Eiser voert evenmin aan op grond van welke bijzondere omstandigheden hij recht zou kunnen hebben op bijstand vanaf een eerdere datum dan 12 mei 2019. Verweerder is daarom van mening dat de ingangsdatum van de bijstand correct is vastgesteld.
7. De rechtbank overweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB, zoals bijvoorbeeld de uitspraak waarnaar eiser heeft verwezen en die is genoemd in voetnoot 1, is het buiten behandeling stellen geen afwijzen van de aanvraag. Dat betekent, zo oordeelt de CRvB in genoemde uitspraak, dat een hernieuwde poging om over de eerdere periode bijstand te verkrijgen, geen herhaalde aanvraag is. Daaruit volgt in deze zaak dat de aanvraag van 12 mei 2019 niet een herhaalde aanvraag is, maar dat deze als een eerste aanvraag aangemerkt moet worden. Daarmee wordt dus niet het in artikel 44, eerste lid, van de Pw neergelegde uitgangspunt, dat geen bijstand met terugwerkende kracht kan worden verleend, opzij gezet. Verweerder heeft het juiste toetsingskader toegepast. Nu eiser geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd, bestond voor verweerder geen aanleiding om eiser met terugwerkende kracht vanaf 20 februari 2019 bijstand toe te kennen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 18 mei 2020 door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van E.T. Rietbroek, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nog niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1..CRvB 22 maart 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1173, overweging 4.5: “Het college heeft daarmee, mede gelet op wat onder 4.4. is overwogen, geen misbruik gemaakt van zijn keuzemogelijkheid tussen buitenbehandelingstelling en afwijzen van de aanvraag. Daarbij is tenslotte nog van belang dat de buitenbehandelingstelling geen afwijzen van de aanvraag is, zodat een hernieuwde poging om over de eerdere periode bijstand te verkrijgen, geen herhaalde aanvraag is.”