ECLI:NL:RBDHA:2020:4390

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 mei 2020
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
NL20.5921
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep asielaanvraag

In deze zaak heeft eiseres, een Turkse nationaliteit, op 27 juni 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, zoals bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet. Na een periode van stilzwijgen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft eiseres op 5 maart 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag. Op 8 april 2020 heeft de staatssecretaris alsnog op de aanvraag beslist. Eiseres heeft vervolgens op 17 april 2020 haar beroep ingetrokken. Tegelijkertijd heeft zij verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de kosten van de procedure, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, waarop de staatssecretaris op 13 mei 2020 heeft gereageerd. Aangezien partijen niet om een zitting hebben verzocht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat de kosten voor vergoeding in aanmerking komen, omdat de staatssecretaris aan eiseres is tegemoetgekomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris bereid is de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 262,50. De rechtbank heeft het verzoek om de staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen toegewezen en heeft de kosten vastgesteld op € 262,50, die betrekking hebben op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door rechter J.M. Janse van Mantgem, in aanwezigheid van griffier M. van der Elst. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

zittingsplaats Haarlem
Sector bestuursrecht
zaaknummer: NL20.5921

uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen

[eiseres] geboren op [geboortedatum] , van Turkse nationaliteit, eiseres

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. E. Arslan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 27 juni 2019 heeft eiseres een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vreemdelingenwet ingediend.
Op 5 maart 2020 is bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op deze aanvraag.
Op 8 april 2020 heeft verweerder alsnog op de aanvraag beslist.
Het beroep is bij brief van 17 april 2020 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep is verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 12 mei 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft op 13 mei 2020 gereageerd.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiseres is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. Bij brief van 13 mei 2020 heeft verweerder aangegeven bereid te zijn de proceskosten in onderhavige procedure te vergoeden tot een bedrag van € 262,50.
4. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiseres en dat tegelijk met de intrekking van het beroep is verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
5. De rechtbank ziet aanleiding het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toe te wijzen.
6. De kosten hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 262,50 in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor licht).

BeslissingDe rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 262,50.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.