Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen
[eiseres] geboren op [geboortedatum] , van Turkse nationaliteit, eiseres
(gemachtigde: mr. E. Arslan),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres, een Turkse nationaliteit, op 27 juni 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, zoals bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet. Na een periode van stilzwijgen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft eiseres op 5 maart 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag. Op 8 april 2020 heeft de staatssecretaris alsnog op de aanvraag beslist. Eiseres heeft vervolgens op 17 april 2020 haar beroep ingetrokken. Tegelijkertijd heeft zij verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de kosten van de procedure, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, waarop de staatssecretaris op 13 mei 2020 heeft gereageerd. Aangezien partijen niet om een zitting hebben verzocht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat de kosten voor vergoeding in aanmerking komen, omdat de staatssecretaris aan eiseres is tegemoetgekomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris bereid is de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 262,50. De rechtbank heeft het verzoek om de staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen toegewezen en heeft de kosten vastgesteld op € 262,50, die betrekking hebben op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door rechter J.M. Janse van Mantgem, in aanwezigheid van griffier M. van der Elst. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.