ECLI:NL:RBDHA:2020:4428
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen buiten behandeling stelling van asielaanvraag en inreisverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2020 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Turkse nationaliteit, had op 24 mei 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Echter, op 15 februari 2018 heeft de staatssecretaris deze aanvraag buiten behandeling gesteld, met de reden dat eiser met onbekende bestemming was vertrokken. Tevens is eiser opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en is er een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat het terugkeerbesluit en het inreisverbod onterecht zijn opgelegd, omdat hij altijd heeft aangegeven Nederland te willen verlaten naar Georgië.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen gronden heeft aangevoerd tegen de buiten behandeling stelling van zijn asielaanvraag. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft besloten om de aanvraag buiten behandeling te stellen op basis van artikel 30c van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiser procesbelang heeft bij de beoordeling van de gronden tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod, aangezien deze besluiten niet betrekking hebben op zijn verzoek om bescherming.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op basis van de wetgeving en de feiten in deze zaak terecht heeft geoordeeld dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank heeft de argumenten van eiser verworpen en geoordeeld dat de staatssecretaris de inreisverbod voor de duur van twee jaar terecht heeft opgelegd. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard.