Op 25 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, met V-nummer [V-nummer], en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris op 18 december 2019 was afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft verzoekster bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op 22 mei 2020 het onderzoek gesloten en op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De Staatssecretaris heeft in een brief van 7 mei 2020 meegedeeld zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de gevraagde voorziening, omdat verzoekster in bezwaar gehoord zal worden. Hierdoor was er geen geschil meer tussen partijen over de uitzetting van verzoekster.
De voorzieningenrechter heeft besloten dat verzoekster niet uit Nederland mag worden verwijderd totdat op het bezwaar is beslist, en heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 525,-. Tevens is bepaald dat de Staatssecretaris het door verzoekster betaalde griffierecht moet vergoeden. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de maatregelen rondom het coronavirus, waardoor de uitspraak niet op een openbare zitting kon worden gedaan. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.