ECLI:NL:RBDHA:2020:4572

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
AWB 19/9932
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 25 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, met V-nummer [V-nummer], en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris op 18 december 2019 was afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft verzoekster bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op 22 mei 2020 het onderzoek gesloten en op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De Staatssecretaris heeft in een brief van 7 mei 2020 meegedeeld zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de gevraagde voorziening, omdat verzoekster in bezwaar gehoord zal worden. Hierdoor was er geen geschil meer tussen partijen over de uitzetting van verzoekster.

De voorzieningenrechter heeft besloten dat verzoekster niet uit Nederland mag worden verwijderd totdat op het bezwaar is beslist, en heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 525,-. Tevens is bepaald dat de Staatssecretaris het door verzoekster betaalde griffierecht moet vergoeden. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de maatregelen rondom het coronavirus, waardoor de uitspraak niet op een openbare zitting kon worden gedaan. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/9932

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 mei 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , V-nummer [V-nummer] , verzoekster

(gemachtigde: mr. K. Ross),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft op 22 mei 2020 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak te doen zonder zitting.
2. Bij brief van 7 mei 2020 heeft verweerder meegedeeld dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorziening. Redengevend daarvoor is dat verweerder verzoekster zal horen in bezwaar.
3. Nu daarmee tussen partijen niet langer in geschil is dat moet worden afgezien van uitzetting van verzoekster totdat op het bezwaar is beslist, bestaat aanleiding om het verzoek toe te wijzen en uitzetting te verbieden tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.
4. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
5. Vanwege toewijzing van het verzoek bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- verbiedt verweerder verzoekster uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 525,-;
- bepaalt dat verweerder aan verzoekster het betaalde griffierecht moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.J. van Ravenhorst, griffier, op 25 mei 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.