ECLI:NL:RBDHA:2020:4574
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake toegangsweigering en ongewenst verblijf van een Belgische nationaliteit in Nederland
Op 25 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder optreedt. De zaak betreft een verzoeker van Belgische nationaliteit, geboren in 1944, die in Duitsland verblijft. Verzoeker heeft op 6 september 2019 een verzoek ingediend tot opheffing van zijn ongewenstverklaring, welke door de Staatssecretaris op 29 oktober 2019 is afgewezen. Het bezwaar hiertegen werd op 29 januari 2020 kennelijk ongegrond verklaard. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij naar Nederland kan reizen om de behandeling van zijn beroep bij te wonen.
De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, de voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker ongewenst is verklaard vanwege vermeende betrokkenheid bij oorlogsmisdrijven in Afghanistan, en dat de weigering van de Staatssecretaris om de ongewenstverklaring op te heffen, door de meervoudige kamer zal worden getoetst in de beroepszaak. De voorzieningenrechter concludeert dat de huidige procedure zich niet leent voor een voorlopig oordeel over de kans van slagen van het beroep.
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij het recht heeft om de zitting in Nederland bij te wonen, omdat hij zijn situatie persoonlijk wil toelichten. De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoeker op afstand kan deelnemen aan de zitting, die gepland staat op 9 juni 2020, en dat er geen zwaarwegende omstandigheden zijn die een tijdelijke opheffing van de ongewenstverklaring rechtvaardigen. Daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, zonder dat er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.C. Michon, in aanwezigheid van griffier mr. R.D.A. van Veghel, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.