ECLI:NL:RBDHA:2020:4709

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
C/09/589505 FT RK 20/317 en C/09/589507 / FT RK 20/318
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangregeling ondanks weigering van een schuldeiser om in te stemmen met een schuldregeling

Op 28 mei 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij verzoekster een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling indiende, samen met een verzoek om een door haar aangeboden schuldregeling goed te keuren. Verzoekster had een totale schuld van € 64.557,80 aan 23 schuldeisers, terwijl de vordering van de verweerster, PB Tankcollect, slechts € 67,05 bedroeg. De verweerster weigerde echter in te stemmen met de aangeboden schuldregeling, ondanks dat andere schuldeisers deze wel hadden aanvaard. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de weigering van de verweerster niet redelijk was, gezien het feit dat de aangeboden regeling meer opleverde voor de schuldeisers dan de wettelijke regeling, en dat de vordering van de verweerster slechts een klein percentage van de totale schuldenlast vertegenwoordigde.

Tijdens de zitting op 14 mei 2020 zijn zowel verzoekster als vertegenwoordigers van de verweerster gehoord. De rechtbank overwoog dat het iedere schuldeiser vrijstaat om volledige betaling van zijn vordering te verlangen, maar dat een schuldeiser onder bijzondere omstandigheden gedwongen kan worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoekster en de andere schuldeisers die wel instemden met de regeling zwaarder wogen dan de belangen van de verweerster.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de verweerster te bevelen in te stemmen met de schuldregeling en het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling van verzoekster af te wijzen. Deze uitspraak biedt een belangrijke precedent voor vergelijkbare zaken in het insolventierecht, waar de redelijkheid van schuldeisers bij het weigeren van schuldregelingen centraal staat.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummers: C/09/589505 / FT RK 20/317 en C/09/589507 / FT RK 20/318
vonnis van 28 mei 2020
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats],
hierna: verzoekster,
tegen
PB Tankcollect, vertegenwoordigd door LAVG Gerechtsdeurwaarders,
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: verweerster.

1.De procedure

1.1
Op 6 maart 2020 is door verzoekster tegelijk met het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling een verzoek ingediend tot het bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet (Fw).
1.2
Verweerster heeft schriftelijk verweer gevoerd. W. Schoonen (schuldhulpverlening, Plangroep) heeft schriftelijk gereageerd op dit verweer.
1.3
Ter terechtzitting van 14 mei 2020 zijn verzoekster en W. Schoonen (schuldhulpverlening, Plangroep) telefonisch gehoord. Namens verweersters is [X] (LAVG Gerechtsdeurwaarders) telefonisch gehoord.
1.4
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
2.1
Volgens de overgelegde schuldenlijst heeft verzoekster een totale schuld van € 64.557,80 aan 23 schuldeisers.
2.2
De vordering van verweerster op verzoekster bedraagt € 67,05. Dit is 0,1% van de totale schuldenlast.
2.3
Namens verzoekster is bij brief van 11 juni 2019 een schuldregeling aangeboden, in de vorm van een prognoseakkoord. Dit voorstel houdt in dat aan preferente en concurrente schuldeisers een uitkering wordt gedaan van respectievelijk 45,31% en 22,66%, te reserveren in een periode van 36 maanden, tegen finale kwijting van het restant van hun vorderingen.
2.4
De aangeboden schuldregeling is door verweerster geweigerd en door de andere schuldeisers aanvaard.

3.Standpunt van de partijen

3.1
De verzoekster stelt dat verweerster in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot een weigering van de medewerking aan de schuldregeling die zij heeft aangeboden, nu de andere schuldeisers wel hebben ingestemd met de aangeboden schuldregeling. Het aanbod levert meer op voor de schuldeisers, omdat de kosten van de wettelijke regeling ten laste van de schuldeisers komen. Het aanbod is het uiterste waartoe de verzoekster in staat is. Het aanbod is voldoende onderbouwd en biedt een volledig en actueel inzicht.
3.2
Verweerster heeft aan haar weigering, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Het voorstel is niet goed, volledig en betrouwbaar gedocumenteerd en is niet gemotiveerd. Omdat het voorstel niet aan de door de wet gestelde vereisten voldoet dient verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek te worden verklaard. De vordering is niet te goeder trouw ontstaan. Gelet op de aard van de vordering kan niet in redelijkheid worden verlangd dat verweerster akkoord gaat met het aanbod, dat niet het maximaal haalbare is. In de wettelijke schuldsaneringsregeling wordt meer en beter toezicht gehouden dan in de minnelijke regeling.

4.De beoordeling

4.1
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Een schuldeiser kan alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Deze schuldregeling leidt er toe dat de schuldeisers afstand moeten doen van een deel van hun vordering. Een verzoek om weigerende schuldeisers te bevelen toch met de aangeboden schuldregeling in te stemmen, zal alleen dan worden toegewezen als deze schuldeisers in redelijkheid de schuldregeling niet hebben kunnen weigeren. Hierbij wordt in aanmerking genomen enerzijds het belang van verweerster bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en anderzijds de belangen van verzoekster of van de schuldeisers die met de schuldregeling hebben ingestemd. Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank het volgende.
4.2
Volgens verweerster moet verzoekster niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek omdat bij het verzoekschrift bijlagen ontbreken. Dit is onjuist. De rechtbank heeft een volledig verzoekschrift ontvangen.
4.3
Verweerster baseert haar weigering tot medewerking aan een minnelijke schuldregeling met name op de wijze waarop de vordering is ontstaan, namelijk tanken zonder af te rekenen. De rechtbank gaat er vanuit dat in het kader van de belangenafweging van artikel 287a lid 5 van de Faillissementswet de aard van de vordering van de weigerachtige schuldeiser het belang van die schuldeiser bij diens weigering kan benadrukken, maar dat dit op zichzelf geen doorslaggevende rol hoeft te spelen. Zonder daarmee het handelen van verzoekster goed te spreken, kan naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak aan de aard van de vordering geen doorslaggevend gewicht worden toegekend. Verweerster is de enige van 23 schuldeisers die weigert in te stemmen met het prognosevoorstel dat namens verzoekster is aangeboden. De vordering van deze schuldeiser is reeds in februari 2014 ontstaan en bedraagt € 67,05, waarmee deze vordering slechts een schamele 0,1% van de totale schuldenlast van verzoekster vertegenwoordigt. Bovendien heeft de aard van de vordering verweerster er de afgelopen zes jaar klaarblijkelijk niet toe bewogen om haar vordering door middel van een executoriale titel te verhalen.
4.4
Ook hetgeen verweerster verder naar voren heeft gebracht legt te weinig gewicht in de schaal. Het verzoek is voldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken laat het zich thans aanzien dat een buitengerechtelijk akkoord voor de schuldeisers – vergeleken met de wettelijke schuldsaneringsregeling – tot een gunstiger resultaat zal leiden in verband met de kosten die samenhangen met de wettelijke schuldsaneringsregeling. Tevens kan ervan worden uitgegaan dat bij de uitvoering van de buitengerechtelijke regeling er op zal worden toegezien dat gedurende de looptijd van het prognoseakkoord aantoonbare inspanningen worden verricht om inkomsten te behouden en/of te vergroten, dat zal worden gecontroleerd of de aflossingscapaciteit volledig wordt ingebracht, dat periodiek de hoogte van het Vrij Te Laten Bedrag (en derhalve de aflossingscapaciteit) zal worden bepaald en dat de schuldeisers zullen worden geïnformeerd. Tot slot neemt de rechtbank in aanmerking dat verzoekster een groot belang heeft bij een zo spoedig mogelijke oplossing van haar problematische schuldensituatie, die haar al jarenlang achtervolgt en waaraan sinds jaren geen nieuwe schulden zijn toegevoegd.
4.5
Het vorenstaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het belang van de weigerachtige schuldeiser ondergeschikt is aan de belangen van de verzoekster en van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad. Het verzoek tot het opleggen van een dwangregeling zal dan ook worden toegewezen.
4.6
De verzoekster heeft ook een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling ingediend. Het verzoek tot het bevelen in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling wordt toegewezen. De verzoekster heeft dan ook geen belang meer bij haar verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Dat verzoek zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
beveelt verweerster in te stemmen met de onder 2.3 bedoelde schuldregeling;
5.2
wijst af het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Gewezen door mr. R. Cats, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 mei 2020 in tegenwoordigheid van F.J. Knaap LL.B., griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen de schuldeisers die het verzoek betrof gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak in hoger beroep komen, in te stellen door een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.