ECLI:NL:RBDHA:2020:4715

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
C/09/591184 / JE RK 20-827
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van complexe echtscheidingsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 mei 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De zaak is ingeleid door een verzoekschrift van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn, gezien de complexe echtscheidingsproblematiek tussen de ouders en de impact daarvan op de ontwikkeling van de kinderen. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar zijn niet in staat om gezamenlijk beslissingen te nemen die in het belang van de kinderen zijn. Dit heeft geleid tot een loyaliteitsconflict en de noodzaak om de kinderen uit huis te plaatsen.

De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling telefonisch gehouden in verband met de coronamaatregelen. De vader heeft ingestemd met de ondertoezichtstelling, terwijl de moeder zich refereert aan het oordeel van de kinderrechter. De kinderrechter heeft de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing toegewezen, met de noodzaak om de hulpverlening voor de kinderen en ouders te monitoren en te evalueren. De kinderrechter heeft ook besloten dat de verdere behandeling van de verzoeken niet telefonisch kan plaatsvinden en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing voor een maand verlengd om de verzoeken op een fysieke zitting te kunnen behandelen.

De beslissing houdt in dat de ondertoezichtstelling van de minderjarigen wordt verlengd tot 20 mei 2021 en dat de machtiging tot uithuisplaatsing voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt verlengd tot 20 juni 2020, terwijl [minderjarige 3] bij de vader met gezag blijft. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/591184 / JE RK 20-827
Datum uitspraak: 15 mei 2020

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 8 april 2020 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2007 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2011 te [geboorteplaats 2]
hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
- [minderjarige 3]geboren op [geboortedag 3] 2014 te [geboorteplaats 2]
hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de minderjarigen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A. Krim, gevestigd te Haarlem.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[informant]

gedragswetenschapper bij Stichting Jeugdformaat.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- het verweerschrift van de zijde van de advocaat van de moeder, d.d. 11 mei 2020, ingekomen bij de rechtbank op 14 mei 2020, met producties 1 t/m 43;
- de schriftelijke reactie op het verweerschrift door de gecertificeerde instelling, d.d. 14 mei 2020;
- de brief d.d. 12 mei 2020, opgesteld namens [minderjarige 1] door advocaat mr. P.J. van de Pol, gevestigd te Haarlem.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 mei 2020. In verband met de maatregelen omtrent het coronavirus (COVID-19) zijn verzoeker en belanghebbenden niet op de rechtbank, maar telefonisch gehoord op voormelde datum.
De kinderrechter heeft daarbij gehoord:
- de [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A. Krim;
- mevrouw [informant] , gedragswetenschapper van Stichting Jeugdformaat, als informant.
Blijkens de e-mail d.d. 13 mei 2020 van mr. P.J. van de Pol, acht [minderjarige 1] het niet nodig om door de kinderrechter te worden gehoord omdat zijn mening goed is weergegeven in de brief van 12 mei 2020. De kinderrechter heeft mr. van de Pol op 15 mei 2020 apart telefonisch gehoord hierover.

Feiten

- De rechtbank bij beschikking d.d. 12 maart 2020 met zaaknummer C/09/56743 de echtscheiding tussen de vader en de moeder uitgesproken. De echtscheiding is nog niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige 1] verblijft feitelijk bij grootmoeder moederszijde, [minderjarige 2] verblijft feitelijk in een voorziening voor pleegzorg en [minderjarige 3] verblijft feitelijk bij de vader.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 20 mei 2019 [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht gesteld van 20 mei 2019 tot 20 mei 2020.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 7 februari 2020 machtiging verleend [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van 9 februari 2020 tot 20 mei 2020. Voor [minderjarige 1] is de machtiging verleend voor een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de grootmoeder moederszijde. Voor [minderjarige 2] is de machtiging verleend voor een voorziening voor pleegzorg en aansluitend bij de vader met gezag. Voor [minderjarige 3] is de machtiging verleend voor een plaatsing bij de vader met gezag.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van zes maanden. Voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt verzocht de machtiging te verlenen voor een voorziening voor pleegzorg, voor [minderjarige 1] bij grootmoeder moederszijde en voor [minderjarige 2] in een bestandspleeggezin. Voor [minderjarige 3] wordt verzocht om de machtiging te verlenen voor een plaatsing bij de vader met gezag. Tot slot verzoekt de gecertificeerde instelling om de zelfstandige verzoeken die namens de moeder zijn ingediend, af te wijzen.
De vader heeft ingestemd met het verzoek tot ondertoezichtstelling.
De moeder refereert zich aan het oordeel van de kinderrechter met betrekking tot het verzoek tot ondertoezichtstelling. Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen de verzochte uithuisplaatsing van de minderjarigen en bepleit dit verzoek af te wijzen. Tevens zijn er twee zelfstandige verzoeken gedaan. Ten eerste is verzocht tot benoeming van een bijzondere curator voor de minderjarigen. Ten tweede is verzocht tot het vaststellen van een verdeling van de zorg- en opvoedtaken, bestaande uit één keer per twee weken omgang met de moeder van donderdagmiddag 15:00 uur tot en met maandagochtend. Of een regeling die de kinderrechter rechtens juist acht.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bestaan uit het hierna volgende. Er is sprake van complexe echtscheidingsproblematiek tussen de ouders. Het lukt hen niet om gezamenlijk besluiten te nemen die in het belang van de kinderen zijn. De kinderen zijn in een loyaliteitsconflict beland doordat de moeder, al dan niet bewust, vanuit haar trauma de angst en het wantrouwen dat zij jegens de vader heeft op hen overbrengt. De zorgen hieromtrent zijn dermate groot geweest, dat de kinderen uit huis zijn geplaatst. Daarbij zijn er zorgen over de schoolgang van [minderjarige 1] en het gedrag dat [minderjarige 2] in het pleeggezin vertoont. Een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar is noodzakelijk zodat er zicht komt op welke hulpverlening noodzakelijk is voor de kinderen en de ouders, deze hulpverlening wordt ingezet en zodat er een omgangsregeling met beide ouders kan worden vormgegeven en gemonitord.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de behandeling van de verzoeken tot uithuisplaatsing, alsmede de zelfstandige verzoeken van de moeder tot benoeming van een bijzondere curator en vaststelling van een omgangsregeling, zich niet lenen voor een telefonische behandeling. De kinderrechter verlengt daarom, met instemming van de verzoeker en belanghebbenden, ambtshalve de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor een maand, teneinde voornoemde verzoeken te kunnen behandelen op een fysieke zitting bij de rechtbank Den Haag.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] van 20 mei 2020 tot 20 mei 2021 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden verleende machtiging [minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij grootmoeder moederszijde, van 20 mei 2020 tot 20 juni 2020;
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden verleende machtiging [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 20 mei 2020 tot 20 juni 2020;
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden verleende machtiging [minderjarige 3] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader met gezag van 20 mei 2020 tot 20 juni 2020;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot de terechtzitting van
15 juni 2020 te 9:45 uur;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
- de vader;
- de moeder;
- de advocaat van de moeder, mr. A. Krim te Haarlem;
- mevrouw [informant] , gedragswetenschapper bij Stichting Jeugdformaat, als informant;
- [minderjarige 1] .
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2020 door mr. C.F. Mewe, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. K. Plette als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 25 mei 2020.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.