ECLI:NL:RBDHA:2020:4727
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking asielberoep
Op 28 mei 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL20.2123 en NL20.2124, waarbij eisers, beiden van Pakistaanse nationaliteit, beroep hebben ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun asielaanvragen. De asielaanvragen waren ingediend op 20 november 2018. Op 2 april 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, de asielaanvragen ingewilligd. Vervolgens hebben eisers op 23 april 2020 hun beroepen ingetrokken en verzocht om een veroordeling van verweerder in de proceskosten, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, waarop verweerder op 28 april 2020 heeft gereageerd. Aangezien partijen niet om een zitting hebben verzocht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling in de proceskosten is geregeld in artikel 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat het Besluit proceskosten bestuursrecht nadere regels stelt over de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank stelt vast dat de beroepen zijn ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eisers, en dat eisers gelijktijdig met de intrekking van de beroepen om vergoeding van de proceskosten hebben verzocht. De rechtbank wijst het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toe, en stelt de kosten vast op € 262,50, gebaseerd op beroepsmatige rechtsbijstand in de procedures bij de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van N.E. Joacim, griffier. Deze uitspraak is niet op een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.