ECLI:NL:RBDHA:2020:4739
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag parkeerbelasting en rechtsongelijkheid bij gehandicaptenparkeerkaart
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een gehandicapten parkeerkaart bezit, en de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag. Eiseres had haar auto geparkeerd op een locatie waar betaald parkeren geldt, maar deze locatie was niet aangewezen als algemene invalidenparkeerplaats. Hierdoor was de vrijstelling van parkeerbelasting, zoals opgenomen in artikel 4b van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen van de gemeente Den Haag, niet van toepassing. Eiseres ontving een naheffingsaanslag van € 65,50, bestaande uit € 4,50 aan parkeerbelasting en € 61 aan kosten van de naheffingsaanslag. Eiseres stelde dat zij met haar gehandicapten parkeerkaart ontheven zou moeten zijn van parkeerbelasting, ook als zij niet op een specifieke gehandicaptenparkeerplaats stond. De rechtbank oordeelde dat eiseres, net als andere parkeerders, verplicht was om parkeerbelasting te betalen op reguliere parkeerplaatsen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.