4.4.Het betrokken perceel is gelegen achter de woning van eiser. Dit betekent dat de woning van eiser zich in de directe nabijheid van het project bevindt. Gelet op de locatie en de ruimtelijke uitstraling van het project bestaat geen grond voor het oordeel dat voor eiser gevolgen van enige betekenis ontbreken, zodat hij als belanghebbende kan worden aangemerkt.
5. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo is het verboden om zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald, (…).
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1., eerste lid, onder a, een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk geweigerd in geval van – kort gezegd – (a) strijd met het Bouwbesluit, (b) strijd met de Bouwverordening, (c) strijd met het bestemmingsplan of (d) strijd met de redelijke eisen van welstand.
Ingevolge artikel 2.11, eerste lid van de Wabo wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, waaromtrent regels zijn gesteld in een bestemmingsplan, de omgevingsvergunning geweigerd indien het werk of de werkzaamheid daarmee in strijd is.
6. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Kernen Leimuiden -Rijnsaterwoude”. Het betrokken perceel heeft de enkelbestemming ‘Natuur’ en de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie 1’.
Ingevolge artikel 13.1 van de planregels zijn de op de verbeelding voor ‘Natuur’ aangewezen gronden bestemd voor:
a. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarde en/of
ecologische waarde;
b. waterlopen en waterpartijen;
met daaraan ondergeschikt:
c. agrarisch medegebruik;
d. recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
e. infrastructurele voorzieningen;
f. voorzieningen van openbaar nut.
Ingevolge artikel 13.2 van de planregels gelden voor het bouwen van bouwwerken de volgende bepalingen:
a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 1 meter.
Ingevolge artikel 13.4.1 van de planregels is het verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Natuur’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van
wijzigingen in het maaiveld;
b. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk.
c. het vellen en rooien van houtgewas;
d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
e. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
f. het permanent opslaan van goederen.
Ingevolge artikel 13.4.2, aanhef en onder a, van de planregels is het verbod als bedoeld in
artikel 13.4.1 niet van toepassing op werken of werkzaamheden die betrekking hebben op
normaal onderhoud en beheer.
Ingevolge artikel 13.4.3. van de planregels zijn de werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 13.4.1 slechts toelaatbaar, mits door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden van de gronden ontstaan of kan ontstaan.
Ingevolge artikel 21.1 van de planregels zijn de gronden op de verbeelding aangewezen als ‘Waarde-Archeologie 1’ mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
Ingevolge artikel 21.2, onder a, van de planregels mogen op deze gronden ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
Ingevolge artikel 21.2, onder b, van de planregels mag, ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschriften uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 150 m²;
3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
Ingevolge artikel 21.4.1 van de planregels is het verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde archeologie’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
Ingevolge artikel 21.4.2 van de planregels is het verbod van artikel 21.4.1 niet van toepassing indien de werken en werkzaamheden:
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor vrijstelling is verleend, zoals in artikel 21 lid 3 bedoeld;
b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 150 m²;
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
Ingevolge artikel 21.4.3 van de planregels wordt een omgevingsvergunning verleend, indien de aanvrager van de vergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologisch waardvolle objecten worden verwacht.
Het bouwen van de zwemsteiger
7. De rechtbank stelt vast dat eiser geen zelfstandige beroepsgronden heeft gericht tegen het bouwen van de zwemsteiger. Voorts stelt de rechtbank vast dat het bouwen van de zwemsteiger voldoet aan de in de artikelen 13.1 en 21.1 opgenomen gebruiksregels en de in de artikelen 13.2 en 21.2 opgenomen bouwvoorschriften. Niet gesteld noch gebleken is dat één van de andere weigeringsgronden van artikel 2.10 van de Wabo zich voordoet. Nu eiser geen zelfstandige beroepsgronden heeft gericht tegen het bouwen van de zwemsteiger behoeft deze activiteit daarom geen verdere bespreking.
Het verbreden van de sloot