ECLI:NL:RBDHA:2020:5009

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
20/2070
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake bijzondere bijstand

Op 4 juni 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar. Eiser had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 3 april 2020, waarin het bezwaar tegen een brief van 28 januari 2020 niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat het beroep kennelijk ongegrond was.

De rechtbank overwoog dat de brief van 28 januari 2020 geen besluit was in de zin van de Awb, omdat deze niet gericht was op enig rechtsgevolg. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze brief, maar de rechtbank concludeerde dat het bezwaar niet gericht was tegen een besluit zoals bedoeld in de Awb. Hierdoor was de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar door verweerder terecht.

De rechtbank besloot dat voortzetting van het onderzoek niet nodig was en verklaarde het beroep kennelijk ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. O.M. Harms, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. Vanwege de coronamaatregelen kon de uitspraak niet op een openbare zitting worden gedaan, maar zou later alsnog gepubliceerd worden op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/2070

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2020 in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar, verweerder

(gemachtigde: P. Bos).

Procesverloop

Eiser heeft tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 3 april 2020 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De bestuursrechter kan ingevolge artikel 8:54, eerste lid, onder c, van de Awb totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. Dat is hier naar het oordeel van de rechtbank het geval.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser bezwaar heeft gemaakt tegen verweerders brief van 28 januari 2020. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, op de grond dat deze brief geen besluit is. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
4. Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 7:1 van de Awb, kan alleen bezwaar worden gemaakt tegen een besluit. Onder besluit wordt ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtsbandeling.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerders brief van 28 januari 2020 geen besluit is in de hiervoor bedoelde zin. Bij die brief heeft verweerder eiser een aanvraagformulier voor bijzondere bijstand gestuurd en daarbij aangegeven welke bewijsstukken hij bij eenaanvraag moet voegen. De brief is niet gericht op enig rechtsgevolg en houdt derhalve geen publiekrechtelijke rechtshandeling in. Het door eiser gemaakte bezwaar is daarmee niet gericht tegen een besluit, als bedoeld in de Awb. Dit betekent dat verweerder eisers bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voortzetting van het onderzoek niet nodig is omdat het beroep kennelijk ongegrond is. Het onderzoek wordt daarom gesloten en de rechtbank beslist zoals hieronder is aangegeven.
7. Het beroep is kennelijk ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 4 juni 2020 door mr. O.M. Harms, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak
mede te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.