ECLI:NL:RBDHA:2020:5031

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
8 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 54
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N. Achahbar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank en de ongegrondverklaring van het beroep

Op 15 mei 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De zaak betreft de terugvordering van € 122,79 aan kinderbijslag over het vierde kwartaal van 2018. De terugvordering is gebaseerd op een besluit van 26 juli 2019, waarbij de Svb het bedrag terugvorderde. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Svb heeft het bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 2 december 2019. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat als het beroep in een andere aanhangige zaak (SGR 19/5419) gegrond wordt verklaard, de terugvordering onterecht zou zijn. Echter, de rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep in die andere zaak ongegrond is verklaard, waardoor de grondslag voor de terugvordering in stand is gebleven.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is bekendgemaakt op dezelfde dag en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken verzet in te stellen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/54

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.A. van Hecke),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb), verweerder

(gemachtigde: drs. W. van den Berg).

Procesverloop

Bij besluit van 26 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder € 122,79 kinderbijslag over het 4e kwartaal van 2018 van eiser teruggevorderd.
Bij besluit van 2 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting omdat het beroep kennelijk ongegrond is.
2. Eiser voert aan dat wanneer het beroep in de aanhangige zaak met beroepsnummer SGR 19/5419 gegrond wordt verklaard, de onderhavige terugvordering van de kinderbijslag onterecht is. Eiser heeft verder inhoudelijk geen beroepsgronden aangevoerd tegen het terugvorderingsbesluit.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroep in de zaak met beroepsnummer SGR 19/5419 ongegrond is verklaard. Daaruit volgt dat de grondslag voor de terugvordering van de kinderbijslag die door eiser over het 4e kwartaal van 2018 heeft ontvangen, in stand is gebleven.
4. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 15 mei 2020 door mr. N. Achahbar, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Lemmen, griffier, en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
de griffier is nietrechter
in de gelegenheid
deze uitspraak mede
te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.