ECLI:NL:RBDHA:2020:5031
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- N. Achahbar
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank en de ongegrondverklaring van het beroep
Op 15 mei 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De zaak betreft de terugvordering van € 122,79 aan kinderbijslag over het vierde kwartaal van 2018. De terugvordering is gebaseerd op een besluit van 26 juli 2019, waarbij de Svb het bedrag terugvorderde. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Svb heeft het bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 2 december 2019. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat als het beroep in een andere aanhangige zaak (SGR 19/5419) gegrond wordt verklaard, de terugvordering onterecht zou zijn. Echter, de rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep in die andere zaak ongegrond is verklaard, waardoor de grondslag voor de terugvordering in stand is gebleven.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is bekendgemaakt op dezelfde dag en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken verzet in te stellen tegen deze uitspraak.