ECLI:NL:RBDHA:2020:5050

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2020
Publicatiedatum
8 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 7195
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voorrangsverklaring woningzoekende wegens onvoldoende reactie op woningaanbod

Op 8 juni 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, die een voorrangsverklaring als woningzoekende had aangevraagd, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had haar aanvraag ingediend op 27 februari 2019, na ernstige mishandeling door haar partner, wat leidde tot haar dakloosheid. De aanvraag werd afgewezen op 17 april 2019, en het bezwaar daartegen werd op 29 oktober 2019 ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat zij niet adequaat had kunnen reageren op woningaanbod vanwege haar situatie en gezondheidsproblemen, waaronder diabetes en een hersenbloeding.

De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de voorrangsverklaring terecht was, omdat eiseres niet had aangetoond dat zij niet binnen drie maanden een andere woonruimte kon krijgen. De rechtbank benadrukte dat eiseres zelf verantwoordelijk was voor haar inschrijving als woningzoekende en dat zij niet had onderbouwd dat het noodzakelijk was om in de buurt van haar kinderen te wonen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een voorrangsverklaring op basis van mantelzorg, zoals vastgelegd in de Huisvestingsverordening gemeente Den Haag 2015-2019.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en vanwege de coronamaatregelen werd de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zou later alsnog worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/7195

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juni 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. I. Lamou),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Tjon Man Tsoi).

Procesverloop

Bij besluit van 17 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een voorrangsverklaring als woningzoekende afgewezen.
Bij besluit van 29 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift ingediend.
Vanwege de uitbraak van het coronavirus en de getroffen maatregelen om verdere uitbreiding daarvan te voorkomen heeft de rechtbank partijen gevraagd of er voorkeur bestaat de zaak uit te stellen of dat de zaak kan worden afgedaan op de stukken. Beide partijen hebben toestemming gegeven om de zaak op de stukken af te doen.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Op 27 februari 2019 heeft eiseres een voorrangsverklaring als woningzoekende aangevraagd. Eiseres stelt in de aanvraag dat zij ernstig psychisch en lichamelijk is mishandeld door haar partner en dat het acute woonprobleem is ontstaan doordat zij door haar partner uit de woning, die op zijn naam staat, is gezet. Eiseres is daardoor dakloos geworden. Zij verhuist van de ene slaapplaats naar de andere. Haar kinderen kunnen haar niet altijd opvangen, omdat zij zelf in financiële en psychische nood verkeren. Verder heeft eiseres ernstige gezondheidsklachten waaronder diabetes en een verhoogde bloeddruk. Zij heeft een hersenbloeding gehad en is verschillende malen aan haar voet geopereerd door een botbreuk, waardoor zij slecht ter been is.
2. Verweerder heeft de aanvraag bij het primaire besluit afgewezen omdat eiseres naar verwachting binnen een termijn van drie maanden een andere woonruimte kan krijgen indien zij op een goede manier reageert op aangeboden seniorenwoningen op www.woonnet-haaglanden.nl. Daarmee voldoet zij niet aan de bovenliggende voorwaarde van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder f, van de Huisvestingsverordening gemeente Den Haag 2015-2019 (hierna: Verordening). Verweerder noemt in het besluit drie seniorenwoningen waarvoor eiseres in aanmerking zou zijn gekomen, indien zij daarop had gereageerd. Het betreft de woningen: [adres 1] [huisnummer 1] a te [plaats 1] ;
[adres 2] [huisnummer 2] te [plaats 2] en [adres 3] [huisnummer 3] te [plaats 3] .
3. In bezwaar heeft eiseres gesteld dat zij dicht bij haar kinderen moet wonen in de [wijk 1] of [wijk 2] te [plaats 1] , omdat zij afhankelijk is van de mantelzorg door haar kinderen. Verder stond zij ten onrechte als doorstromer in plaats van starter ingeschreven op Woonnet-Haaglanden. Op 8 april 2019 is dit gecorrigeerd. Eiseres heeft tevens een verklaring van haar huisarts overgelegd waarin staat dat mantelzorg word verleend door een zoon en een dochter van eiseres.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften, de afwijzing van de voorrangsverklaring gehandhaafd.
Verweerder blijft bij zijn standpunt dat eiseres niet adequaat op woningaanbod heeft gereageerd. Eiseres is zelf verantwoordelijk voor het met de juiste gegevens ingeschreven staan als woningzoekende. Bovendien maakt de omstandigheid dat eiseres ten onrechte als doorstromer stond ingeschreven geen verschil, nu de drie genoemde woningen zijn geaccepteerd door woningzoekenden met een kortere inschrijfduur dan eiseres.
Verweerder stelt dat eiseres niet heeft onderbouwd dat het noodzakelijk is dat zij in de buurt van haar netwerk in de [wijk 1] of [wijk 2] woont. Eiseres moet dus reageren op aangeboden passende woningen in de hele regio. Aangezien een voorrangsverklaring is bedoeld om acute noodsituaties op te lossen, zou eiseres, indien haar een voorrangsverklaring zou zijn toegekend, deze ook moeten gebruiken om op alle passende woningen in de regio te reageren en niet alleen op passende woningen in de [wijk 1] en [wijk 2] . Verweerder handhaaft dan ook zijn weigering de voorrangsverklaring te verstrekken op de grond dat eiseres naar verwachting binnen een termijn van drie maanden passende woonruimte kan krijgen indien zij op een goede manier reageert op aangeboden seniorenwoningen op www.woonnet-haaglanden.nl. Daarmee voldoet zij niet aan de bovenliggende voorwaarde van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder f, van de Verordening.
Verder stelt verweerder in het bestreden besluit dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor mantelzorg genoemd in artikel 29, tweede lid, aanhef en onder d, van de Verordening.
5. Eiseres voert in beroep aan dat zij haar bezwaargronden handhaaft. Verder stelt zij dat haar zoon en dochter mantelzorg verlenen en dat zij, om dat aan te tonen, bewijsstukken van het WMO-loket wil overleggen. Zij verzoekt haar enige tijd te gunnen om dat te doen.
6.1.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
6.2.
Niet in geschil is dat de Verordening, die per 1 juli 2019 is vervallen, in deze zaak nog van toepassing is.
In artikel 29, eerste lid, aanhef en onder f, van de Verordening staat:
Voor zover woningzoekenden zelf een daartoe strekkend verzoek indienen, verlenen burgemeester en wethouders een voorrangsverklaring aan woningzoekenden die:
naar verwachting bij toepassing van de in artikel 19, eerste lid, bedoelde volgordecriteria niet binnen de termijn van drie maanden andere woonruimte zullen krijgen.
In artikel 29, tweede lid, aanhef en onder d, van de Verordening staat:
d. indien bij een huurder die mantelzorg ontvangt of verleent door verhuizing de afstand tussen de woningen van de ontvanger en verlener van mantelzorg wordt verminderd tot een als redelijk te kwalificeren loop- en / of fietsafstand. Dit gebied wordt in principe afgebakend tot een stadsdeel. Bij de toepassing van dit artikel wordt het advies betrokken van de toetsingscommissie op basis van een mantelzorgverklaring die is afgestemd op het format in bijlage II.
In Bijlage II staat:
“Format mantelzorgverklaring voor voorrangsverklaring als bedoeld in artikel 29 lid 2d
In de mantelzorgverklaring van het Wmo-loket wordt ten minste ten aanzien van de volgende onderwerpen een uitspraak gedaan:
-. er sprake is van een ondersteuningsvraag zoals bedoeld in artikel 1, onder cc;
-. er sprake is van een mantelzorgrelatie als bedoeld in artikel 1, onder aa;
-. de mantelzorger besteedt minimaal 8 uur in de week, gedurende minimaal drie aaneengesloten maanden, aan het bieden van mantelzorg aan de andere indiener;
-. er sprake is van een langdurige ondersteuningsvraag, waarbij de verwachting bestaat dat de mantelzorgrelatie gedurende minimaal drie maanden na de verklaring in stand blijft.
-. een verhuizing als oplossing kan worden aangemerkt als goedkoopst compenserende voorziening.”
6.3.
Eiseres heeft in beroep gesteld dat zij haar bezwaargronden handhaaft. Bij het bestreden besluit heeft verweerder op deze bezwaargronden gereageerd en uitgelegd waarom eiseres niet adequaat op passend woningaanbod heeft gereageerd. De rechtbank is van oordeel verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres niet adequaat op passend woningaanbod heeft gereageerd en dat, indien zij dat wel had gedaan, zij in aanmerking had kunnen komen voor een seniorenwoning. Verweerder heeft dat in het bestreden besluit helder uitgelegd. Nu eiseres niet heeft aangegeven op welke gronden zij het met de motivering van verweerder niet eens is, slaagt deze beroepsgrond van eiseres niet.
6.4.
Verweerder heeft in het bestreden besluit tevens duidelijk uitgelegd waarom eiseres niet in aanmerking komt voor een voorrangsverklaring op basis van mantelzorg op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder d, van de Verordening en de Bijlage II.
Ook in beroep heeft eiseres niet aangetoond met een verklaring van het WMO-loket dat zij aan de voorwaarden genoemd in de Bijlage II voldoet.
6.5.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
6.6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 8 juni 2020 gedaan door mr. M.M. Meijers, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.