ECLI:NL:RBDHA:2020:5064
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak wegens gebrek aan spoedeisend belang
Op 9 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die in financiële problemen verkeerde. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen twee besluiten van het Uwv, waarbij zijn uitkering ingevolge de Ziektewet met ingang van 3 juni 2019 was geschorst en de afhandeling van zijn ziekmelding was opgeschort. In afwachting van de beslissing op zijn bezwaren vroeg de verzoeker om een voorlopige voorziening, omdat hij zich in een acute financiële noodsituatie bevond.
De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de verzoeker niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang. Ondanks de beweringen van de verzoeker dat hij in financiële problemen verkeerde, heeft hij dit niet onderbouwd met objectieve en verifieerbare bewijsstukken. De voorzieningenrechter benadrukte dat de jurisprudentie ten aanzien van spoedeisend belang zeer strikt is en dat alleen in geval van acute financiële nood een voorlopige voorziening kan worden getroffen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen, met de opmerking dat de verzoeker, indien hij daadwerkelijk in bijstandbehoevende omstandigheden zou komen te verkeren, aanspraak kan maken op een uitkering op basis van de Participatiewet. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.