ECLI:NL:RBDHA:2020:5123

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
10 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3724
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag gehandicaptenparkeerkaart en toetsing van medisch advies

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser had op 10 juli 2018 een verlenging van zijn gehandicaptenparkeerkaart aangevraagd, maar deze aanvraag werd op 27 september 2018 afgewezen. Het college baseerde deze afwijzing op een sociaal medisch advies van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst Haaglanden, waaruit bleek dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor de kaart. Eiser voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat de arts adviseur niet bevoegd was, omdat haar naam niet in het BIG-register voorkwam. De rechtbank oordeelde dat het college zich terecht op het medisch advies had gebaseerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de objectiviteit van de arts adviseur. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag voor de gehandicaptenparkeerkaart terecht was en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser had ook een beroep gedaan op de hardheidsclausule, maar de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om deze toe te passen. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar werd later gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/3724

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. Z. Benguedda),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. R.D. Fehrmann).

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om een gehandicaptenparkeerkaart ten behoeve van een bestuurder afgewezen.
Bij besluit van 2 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus heeft er met toestemming van partijen geen onderzoek ter zitting plaatsgevonden.

Overwegingen

1.1
Bij besluit van 26 september 2013 heeft verweerder aan eiser een Europese gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder toegekend voor de duur van vijf jaar, omdat eiser niet zelfstandig en zonder de gebruikelijke loophulpmiddelen meer dan honderd meter kon lopen.
1.2
Eiser heeft op 10 juli 2018 een verlenging van de gehandicaptenparkeerkaart aangevraagd. Verweerder heeft de aanvraag van eiser voor advies aan de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst Haaglanden (GGD) voorgelegd. De arts adviseur van de GGD heeft in het sociaal medisch advies (SMA) van 4 september 2018 geconcludeerd dat geen sprake is van een loopbeperking van minder dan honderd meter aan een stuk
.
1.3
Verweerder heeft eiser op 10 september 2018 op de hoogte gebracht van het voornemen om de aanvraag af te wijzen. Aan eiser is daarbij de gelegenheid geboden om een zienswijze in te dienen. Op 17 september 2018 heeft eiser een zienswijze ingediend.
2.1
De bevindingen en conclusies van de GGD zijn voor verweerder aanleiding geweest om bij het primaire besluit de aanvraag om een gehandicaptenparkeerkaart af te wijzen. Naar aanleiding van in bezwaar gestelde vragen heeft de arts adviseur in het aanvullend SMA van 15 januari 2019 gereageerd. Zij handhaaft daarin haar eerdere conclusie.
2.2
Bij het bestreden besluit heeft verweerder – in navolging van het meerderheidsstandpunt uit het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften – het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder stelt zich daarbij op het standpunt dat het feit dat zowel het SMA van 15 januari 2019 als het SMA van 4 september 2018 door dezelfde geneeskundig adviseur is afgegeven, niet in de weg staat aan de objectiviteit daarvan.
3. Volgens eiser kan het bestreden besluit niet in stand blijven, aangezien dit berust op onzorgvuldig medisch onderzoek. Onduidelijk is of de adviseur wel bevoegd is, nu exact dezelfde naam niet voorkomt in het BIG-register. Er komt wel een daarop lijkende naam in voor, maar daarbij wordt niet vermeld dat deze arts de benodigde specialistische opleiding heeft gevolgd. Daarnaast is het eerste SMA te summier en ontbreekt daarin een medische onderbouwing van de conclusie. Ook is de informatie van de huisarts genegeerd, die expliciet schrijft dat eiser zelfs korte afstanden niet kan lopen en dat de klachten progressief zijn. Eiser sluit zich verder aan bij het minderheidsadvies van de Adviescommissie bezwaarschriften en bestrijdt dat de arts adviseur geacht kan worden haar eigen primaire advies objectief te beoordelen. Dat blijkt naar zijn mening ook uit het gegeven dat zij eiser in bezwaar niet opnieuw heeft onderzocht. Zij heeft haar conclusies getrokken zonder eiser daadwerkelijk tijdens het lopen te observeren. Had zij dat wel gedaan, dan had zij gezien hoe moeizaam eiser loopt. Hij wijst erop dat reeds vijf jaar tevoren is vastgesteld dat hij geen honderd meter zelfstandig kan lopen en dat zijn klachten alleen maar verergeren. Ten slotte beroept eiser zich op de hardheidsclausule. Hij is op leeftijd en zijn lichaam is ten gevolge van zware arbeid versleten geraakt. Daardoor is hij zeer beperkt in zijn bewegingsvrijheid. Eiser is zo afhankelijk van zijn auto dat hij zonder auto in een sociaal isolement zal komen. Hij acht dit een schending van de artikelen 5 en 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
De rechtbank komt in dit beroep tot de volgende beoordeling.
4.1
Op grond van vaste rechtspraak mag een bestuursorgaan, indien door een arts in zijn hoedanigheid van medisch deskundige aan een bestuursorgaan een medisch advies is uitgebracht, dit advies betrekken bij zijn beoordeling van een aanvraag, mits het op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld.
4.2
De rechtbank heeft geen grond om te twijfelen aan de bevoegdheid van de arts adviseur. Dat zij niet haar volledige naam gebruikt in haar ondertekening is daarvoor onvoldoende. Zij staat in het BIG-register als arts geregistreerd. Gesteld noch gebleken is dat een algemeen arts op grond van wettelijke regels niet bevoegd is tot het afgeven van een geneeskundig advies, doch een bepaald specialisme zou dienen te hebben verworven.
4.3
Het betoog dat het advies niet gevolgd kan worden, omdat de arts adviseur zowel primair als in bezwaar als adviseur is opgetreden, slaagt evenmin. Daarmee wordt niet het verbod overtreden van artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift niet wordt verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen, nu de arts adviseur niet degene is geweest die het primaire besluit dan wel het bestreden besluit heeft genomen. Ook is op geen enkele wijze gebleken van vooringenomenheid van de arts adviseur. Dat de conclusies van haar onderzoek eiser niet aanstaan of dat zij anders concludeert dan vijf jaar eerder is gebeurd, is volstrekt onvoldoende in dat kader.
4.4
Eisers betoog dat de SMA’s zijn gebaseerd op onzorgvuldig onderzoek, slaagt evenmin. Uit het SMA van 4 september 2018 volgt dat eiser heeft verklaard dat hij bekend is met een neuro/orthopedische stoornis van de nek en chronische orthopedische klachten van de pols en knieën. Daarnaast heeft eiser klachten aan de onderste urinewegen, LUTS-klachten, waarvoor hij pijnmedicatie ontvangt. De arts adviseur vermeldt op 15 januari 2019 dat uit de gegevens van de orthopeed niet blijkt van orthopedische problematiek of afwijkingen. Uit neurologisch onderzoek blijkt slechts van een mogelijke wortelcompressie in de nek, maar niet van lager gelegen problematiek. Verder is de arts adviseur uit het bewegingsonderzoek niet gebleken dat eiser is beperkt bij het lopen van honderd meter aan één stuk. Eiser heeft, om de spreekkamer te kunnen bereiken minstens die afstand moeten lopen en toonde geen tekenen van vermoeidheid of van een afwijkend looppatroon. Ook het opstaan en gaan zitten leverde geen problemen op. De urologische klachten geven evenmin aanleiding tot het aannemen van een loopbeperking. De arts adviseur overweegt voorts dat de huisarts weliswaar aangeeft dat eiser zelfs geen korte afstanden kan lopen en dat de klachten progressief zijn, maar dat dit niet medisch wordt onderbouwd. Zij ziet daarin daarom geen aanleiding voor een andere conclusie.
4.5
De rechtbank ziet geen reden om de arts adviseur hierin niet te volgen. De adviezen zijn concludent en bevatten geen onjuiste feiten. De arts adviseur heeft voldoende toegelicht hoe zij tot haar conclusie is gekomen en is daarbij ingegaan op de door eiser ondervonden klachten. Eiser heeft geen medische informatie in het geding gebracht die doet twijfelen aan de medische beoordeling. Het enkele feit dat eiser bij besluit van 26 september 2013 wel een gehandicaptenparkeerkaart is toegekend, is daarvoor niet genoeg. De rechtbank wijst erop dat in het aan het besluit van 26 september 2013 ten grondslag liggende SMA is aangegeven dat herbeoordeling na vijf jaar zinvol lijkt gezien de mogelijke nadere diagnostiek en behandelingen van de pijnproblematiek.
4.5
Gelet op het voorgaande mocht verweerder zich bij de beoordeling van de aanvraag op de SMA’s van de arts adviseur baseren.
5. Verweerder heeft ten slotte in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om de hardheidsclausule toe te passen. Blijkens het SMA van 15 januari 2019 zijn de LUTS-klachten van eiser niet zodanig ernstig dat de afstand van de geparkeerde auto tot de bestemming zo klein mogelijk moet zijn. De rechtbank ziet geen aanleiding om van deze conclusie af te wijken. Dat dit tot een schending van de artikelen 5 en 8 van het EVRM zou leiden, is door eiser niet onderbouwd en de rechtbank ziet daar ook geen grond voor.
6. Verweerder heeft de aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart terecht afgewezen.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 13 mei 2020 door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.