ECLI:NL:RBDHA:2020:5286
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ziekengeld op basis van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor andere functies
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.I. Bal, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door G. Folkers-Hooymans. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar ziekengeld per 21 januari 2019, welke beëindiging was gebaseerd op de conclusie dat zij in staat was om meer dan 65% van haar maatmanloon te verdienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beëindiging van de uitkering op een voldoende medische en arbeidsdeskundige onderbouwing was gestoeld.
Eiseres, werkzaam in de thuiszorg, had zich ziek gemeld met fysieke en psychische klachten na haar zwangerschaps- en bevallingsuitkering. De rechtbank heeft de medische beoordelingen van de primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de gezondheidstoestand van eiseres op de datum in geding, 20 december 2018, niet onzorgvuldig of onjuist was beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat er voldoende gegevens waren om de beperkingen van eiseres vast te stellen en dat de geduide functies voor haar geschikt waren.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat zij in staat werd geacht om de werkzaamheden te verrichten die verbonden zijn aan de geduide functies, en zij meer dan 65% van haar maatmanloon kon verdienen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van E.T. Rietbroek, griffier.