ECLI:NL:RBDHA:2020:5323
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verlenging verblijfsvergunning regulier voor zelfstandige op basis van onvoldoende inkomsten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juni 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser tot verlenging van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking arbeid als zelfstandige. Eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, had zijn aanvraag ingediend op 21 maart 2019, maar deze werd afgewezen bij besluit van 9 juli 2019. Het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd gegrond verklaard, maar het verzoek om vergoeding van de proceskosten werd afgewezen. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, in het primaire besluit ten grondslag heeft gelegd dat uit de overgelegde gegevens niet bleek dat eiser voldoende middelen van bestaan genereert uit zijn onderneming. In de bezwaarfase zijn echter nieuwe gegevens overgelegd waaruit blijkt dat eiser wel degelijk aan het inkomensvereiste voldoet. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet onzorgvuldig heeft gehandeld door het primaire besluit te nemen zonder te wachten op de aanvullende financiële informatie die eiser had aangekondigd, aangezien eiser geen verzoek om uitstel heeft gedaan en geen concrete tijdsindicatie heeft gegeven voor het aanleveren van de ontbrekende stukken.
De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, in aanwezigheid van mr. C.L. Rademakers-Heins, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet in een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.