ECLI:NL:RBDHA:2020:5326
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardig asielrelaas en onvoldoende bewijs van vervolging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, van Malawische en Zimbabwaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag was eerder afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarna eiseres in beroep ging. De rechtbank had eerder, op 9 april 2019, het beroep gegrond verklaard en het besluit van 18 oktober 2018 vernietigd. Echter, in het bestreden besluit van 21 januari 2020 werd de aanvraag opnieuw afgewezen.
Tijdens de zitting op 15 mei 2020 heeft eiseres haar asielrelaas toegelicht, waarbij zij stelde dat zij problemen ondervond vanwege haar betrokkenheid bij de Movement for Democratic Change (MDC) in Zimbabwe. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om haar claims te onderbouwen. De documenten die zij had overgelegd, waaronder een verklaring van een lid van de MDC, werden door de rechtbank niet als voldoende betrouwbaar beschouwd. De rechtbank stelde vast dat verweerder niet onterecht had geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat haar problemen het gevolg waren van de Zanu-PF partij of de Central Intelligence Organisation (CIO).
De rechtbank concludeerde dat de documenten en verklaringen van eiseres niet afdoen aan het oordeel dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat zij vervolgd zou worden bij terugkeer naar Zimbabwe of Malawi. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd bekendgemaakt zonder openbare zitting vanwege coronamaatregelen, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na bekendmaking.