ECLI:NL:RBDHA:2020:5326

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 mei 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
NL20.3186
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardig asielrelaas en onvoldoende bewijs van vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, van Malawische en Zimbabwaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag was eerder afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarna eiseres in beroep ging. De rechtbank had eerder, op 9 april 2019, het beroep gegrond verklaard en het besluit van 18 oktober 2018 vernietigd. Echter, in het bestreden besluit van 21 januari 2020 werd de aanvraag opnieuw afgewezen.

Tijdens de zitting op 15 mei 2020 heeft eiseres haar asielrelaas toegelicht, waarbij zij stelde dat zij problemen ondervond vanwege haar betrokkenheid bij de Movement for Democratic Change (MDC) in Zimbabwe. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om haar claims te onderbouwen. De documenten die zij had overgelegd, waaronder een verklaring van een lid van de MDC, werden door de rechtbank niet als voldoende betrouwbaar beschouwd. De rechtbank stelde vast dat verweerder niet onterecht had geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat haar problemen het gevolg waren van de Zanu-PF partij of de Central Intelligence Organisation (CIO).

De rechtbank concludeerde dat de documenten en verklaringen van eiseres niet afdoen aan het oordeel dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat zij vervolgd zou worden bij terugkeer naar Zimbabwe of Malawi. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd bekendgemaakt zonder openbare zitting vanwege coronamaatregelen, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.3186

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. F. Fonville),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Mackic).

ProcesverloopBij besluit van 18 oktober 2018 heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Bij uitspraak van 9 april 2019 (NL18.19606) heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep gegrond verklaard en het besluit van 18 oktober 2018 vernietigd.
Bij besluit van 21 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Huiberts. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Malawische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Eiseres heeft het volgende aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd. Naast de Malawische nationaliteit heeft zij ook de Zimbabwaanse nationaliteit. Eiseres heeft altijd in Zimbabwe verbleven. Vanwege haar activiteiten als lid en als 'acting organizing secretary' van de Movement for Democratic Change (MDC) heeft zij problemen ondervonden met de Zanu-PF partij in Zimbabwe. Zij vreest bij terugkeer naar Zimbabwe of Malawi voor de centrale autoriteiten dan wel de Central Intelligence Organisation (CIO).
3. In de uitspraak van 9 april 2019 heeft de rechtbank vastgesteld dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres haar gestelde Zimbabwaanse nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt en dat niet in geschil is dat eiseres de Malawische nationaliteit heeft. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat verweerder aan eiseres heeft kunnen tegenwerpen dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar ondervonden problemen zijn veroorzaakt door de CIO of de centrale overheid. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de jongeren van de Zanu-PF Youth haar en haar dochter hebben lastig gevallen in opdracht van de CIO.
In de aanvullende gronden heeft eiseres documenten overgelegd ter onderbouwing van haar asielrelaas:
- een (ongedateerd) notitieschrift met daarin handgeschreven aantekeningen en stempels van het Harare Central Hopsital;
- een verklaring van 20 november 2018 van [naam] , MP en National Youth chairman van MDC-T Youth.
Verweerder heeft Bureau Documenten verzocht onderzoek te doen naar deze documenten. In de verklaring van onderzoek van 1 februari 2019 heeft Bureau Documenten aangegeven geen uitspraak te kunnen doen over de echtheid, de opmaak en afgifte van de documenten omdat voldoende betrouwbaar vergelijkings- en referentiemateriaal ontbreekt. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de documenten daarom niet tot een ander besluit leiden. De rechtbank heeft eiseres gevolgd in haar stelling dat verweerder niet met een enkele verwijzing naar het Bureau Documenten heeft kunnen volstaan, maar dat verweerder zelf onderzoek had moeten doen naar deze documenten. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 december 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3468) en de uitspraak van 13 oktober 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BU12750), volgt dat het niet voor risico van de vreemdeling kan worden gebracht dat de authenticiteit van een document niet kan worden vastgesteld wegens het ontbreken van referentiemateriaal, indien het een eerste asielaanvraag betreft en bij verweerder geen concrete twijfel bestaat over de authenticiteit van het document. De rechtbank heeft geoordeeld dat zonder nadere reactie van verweerder, niet beoordeeld kan worden of de documenten kunnen afdoen aan het oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar ondervonden problemen zijn veroorzaakt door de CIO.
4. Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank van 9 april 2019 heeft verweerder nader onderzoek verricht naar de documenten in de vorm van het houden van een aanvullend gehoor met eiseres. In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de documenten en de verklaringen van eiseres onvoldoende zijn om tot een ander besluit te komen.
5. De rechtbank stelt vast dat alleen ter beoordeling voor ligt de vraag of verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de overgelegde documenten niet kunnen afdoen aan het oordeel van de rechtbank, als gegeven in de uitspraak van 19 april 2019, rechtsoverweging 6.1, dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar ondervonden problemen zijn veroorzaakt door de CIO.
5.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich ten aanzien van het medisch journaal terecht op het standpunt gesteld dat uit dit document niet kan worden afgeleid dat de dochter van eiseres is belaagd vanwege de positie van eiseres binnen de MDC. Voorts heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres ook met haar verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar dochter speciaal eruit was gepikt vanwege haar bijzondere positie. Zo heeft eiseres tijdens het aanvullende gehoor verklaard dat de mensen en kinderen elkaar kennen in de wijk en dat eiseres bij de leden van de Zanu PF partij bekend is. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres met deze verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat jongeren van de Zanu PF partij specifiek haar dochter hebben mishandeld omdat eiseres lid is van de MDC. Ook het standpunt van eiseres, dat zij op dit punt niet meer verklaringen kan geven dan ze heeft gedaan, omdat zij niet zelf bij de gebeurtenis aanwezig was en het heeft vernomen ‘van horen zeggen’, heeft verweerder niet tot een andere conclusie hoeven brengen, omdat dit onverlet laat dat eiseres met haar verklaringen noch met het overgelegde medische journaal aannemelijk heeft gemaakt dat haar dochter is belaagd vanwege haar positie binnen het MDC.
5.2
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder gevolgd kan worden in het standpunt dat eiseres met het overleggen van de verklaring van [naam] haar bijzondere positie binnen het MDC niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat eiseres niet weet via wie haar vriendin [naam 2] in het bezit is geraakt van de verklaring van [naam 2] . Voorts heeft eiseres verklaard dat zij in 2004 lid is geworden terwijl in de verklaring van [naam 2] staat vermeld dat dit in 2014 is gebeurd. De stelling van eiseres, dat dit een schrijffout moet zijn, heeft verweerder niet hoeven volgen. Verder staat in de verklaring vermeld dat eiseres acting secretary was, zijnde een soort waarnemend secretaris. Verweerder heeft kunnen betrekken dat het vreemd is dat eiseres geen kennis heeft van of en zo ja wie haar op dit moment vervangt. Ook heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet valt uit te sluiten dat dat deze verklaring, die op verzoek is afgegeven, niet op objectieve en verifieerbare gegevens berust. Te meer omdat eiseres niet heeft kunnen verklaren wie uiteindelijk het verzoek aan [naam 2] om een verklaring heeft gedaan en in welke vorm dat is gebeurd. Evenmin is duidelijk of [naam 2] bevoegd is om een dergelijke verklaring af te geven. Verweerder heeft daarom aan de verklaring van [naam 2] niet die bewijskracht hoeven toekennen die eiseres daaraan gehecht wil zien.
5.3
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat de documenten niet afdoen aan het oordeel, zoals de rechtbank dat al heeft gegeven in de uitspraak van 9 april 2019, namelijk dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar ondervonden problemen zijn veroorzaakt door de Zanu-PF partij in opdracht van de CIO of de centrale autoriteiten.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, rechter, in aanwezigheid van mr. S.L.L. van den Akker, griffier.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.