In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juni 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse man, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De staatssecretaris heeft de aanvraag ongegrond verklaard, omdat hij de door eiser gestelde problemen met de autoriteiten in Nigeria en zijn biseksuele geaardheid niet geloofwaardig achtte. Eiser heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 15 mei 2020 heeft eiser verklaard dat hij in 2008 Nigeria heeft verlaten vanwege een geschil over de grond van zijn vader en vanwege zijn biseksualiteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geoordeeld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. Eiser heeft verschillende verklaringen over zijn situatie in Nigeria overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat deze verklaringen niet overtuigend zijn en dat de staatssecretaris zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat de problemen die eiser stelt niet geloofwaardig zijn.
Daarnaast heeft de rechtbank ook de geloofwaardigheid van eisers biseksualiteit beoordeeld. Eiser heeft summiere en oppervlakkige verklaringen gegeven over zijn persoonlijke ervaringen en relaties, waardoor de staatssecretaris niet kon concluderen dat eiser daadwerkelijk biseksueel is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat eiser zijn biseksualiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft.