ECLI:NL:RBDHA:2020:5420
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verweerder weigert asielaanvraag op basis van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. Eiser had op 2 oktober 2017 asiel aangevraagd in Luxemburg, maar diende op 4 februari 2020 een nieuwe aanvraag in Nederland in. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Luxemburg verantwoordelijk is voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft partijen op 8 mei 2020 geïnformeerd over haar voornemen om de zaak zonder zitting af te doen, waarop geen van de partijen bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Luxemburg zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Eiser voerde aan dat hij al 25 jaar in Nederland verblijft en dat de overdracht aan Luxemburg onevenredige hardheid zou betekenen. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat eiser niet heeft aangetoond dat dit in zijn geval niet geldt.
De rechtbank concludeert dat de brief van 22 oktober 2019 van de Luxemburgse autoriteiten niet voldoende bewijs levert dat Luxemburg zijn verplichtingen niet nakomt. Bovendien is er een claimakkoord van 11 maart 2020 waarin Luxemburg heeft gegarandeerd het asielverzoek van eiser in behandeling te nemen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.