Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiseres
[naam 2],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 7 november 2019 is het onderzoek niet gesloten, maar de rechtbank heeft later besloten om alsnog uitspraak te doen zonder verdere zitting, omdat partijen geen gebruik wilden maken van hun recht om gehoord te worden.
De rechtbank heeft overwogen dat eiseres met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer heeft onderhouden met haar gemachtigde. Dit leidde tot de conclusie dat eiseres kennelijk geen prijs meer stelde op de door haar aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank verwijst ook naar eerdere rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de voorzieningenrechter van deze rechtbank, die een voorlopige voorziening had getroffen met betrekking tot de overdracht van kwetsbare vreemdelingen aan Italië.
De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.