3.4.1Vrijspraak ten aanzien van feit 2.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit en overweegt hiertoe als volgt.
De verdachte ontkent de gebruiker te zijn van deze accounts. De verdachte meent van gebruiker [naam 1] een betaling te hebben ontvangen voor een dienst die hij heeft verleend. Zo zou het volgens de verdachte kunnen zijn dat zijn ‘Tikkie’ link naar [slachtoffer 2] door [naam 1] is gestuurd.
Uit het procesdossier heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen of het [e-mailadres] of de gebruikersnaam [naam 1] toebehoort aan de verdachte.
Nu het procesdossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om te kunnen concluderen dat het de verdachte is geweest die door middel van voornoemd e-mailadres en gebruikersnaam van [slachtoffer 2] geld heeft ontvangen, zal de rechtbank verdachte van het onder feit 2 ten laste gelegde vrijspreken.
3.4.2Feit 1. De bewijsmiddelen
De aangifte
Aangeefster heeft verklaard dat zij, in dronken toestand, toen ze naar huis liep, op straat werd aangevallen door een man. De man heeft haar direct naar de grond toegewerkt en heeft haar broekje en onderbroek uitgetrokken. Aangeefster is hierop gaan schreeuwen en trappen, waarna de verdachte haar heeft geprobeerd stil te krijgen door zijn hand voor haar mond te houden en te zeggen dat zij stil moest zijn. De aangeefster denkt dat hij haar vervolgens met zijn vingers in haar vagina is binnengedrongen.
De getuigen
[getuige 1] werd midden in de nacht wakker van een geluid dat zij beschrijft als gesmoord kindergehuil. De getuige merkt op dat aangeefster luid gegild moet hebben omdat de slaapkamer van de getuige en haar man niet aan de straatkant is. Toen de getuige naar buiten liep, zag ze aangeefster op de grond, huilend in elkaar zitten. De getuige zag dat haar knieën geschaafd waren en dat ze een sneetje in haar gezicht had.
[getuige 2] hoorde midden in de nacht gegil of gejoel. Hij beschrijft dat dit geluid een aanhoudend, redelijk zacht en hoog geluid was. Na een tijdje vertrouwde hij het niet en is hij naar buiten gegaan om te kijken. Eenmaal buiten hoorde hij aangeefster roepen: ‘ik ben verkracht’, waarop de getuige de politie heeft gebeld. Desgevraagd verklaart de getuige dat aangeefster behoorlijk overstuur en aan het huilen was.
Bevindingen
Toen [verbalisant 1] op [adres 2] waren aangekomen zagen zij dat aangeefster hard huilde en compleet in paniek was. Door de paniek bij aangeefster konden ze in het begin geen contact met haar krijgen.
Letsel
Uit de verklaring onderzoek zedendelicten blijkt dat aangeefster schaafwonden heeft. Op de foto worden schaafwonden en/of blauwe plekken aangeduid in haar knieholten, op de bil, ellenbogen en de bovenkant van haar rug. Daarnaast wordt een schaafwond en een blauwe plek op haar rechter heup en een kras in haar schaamstreek en bovenbeen waargenomen.
Aangetroffen DNA
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) blijkt dat er bij aangeefster verschillende monsters zijn afgenomen. In het monster [DNA monster 1] (diep vaginaal nat) is een aanwijzing gevonden voor spermavloeistof en bloed. In het monster [DNA monster 2] (diep vaginaal droog) is bloed aangetroffen.Deze monsters zijn vervolgens onderworpen aan Y-chromosomaal DNA onderzoek dat vergeleken is met referentiemateriaal van de verdachte dat ook onderworpen is aan Y-chromosomaal onderzoek. Uit dit vergelijkend onderzoek blijkt dat het mannelijke DNA in de monsters [DNA monster 1] en [DNA monster 2] zeer veel waarschijnlijker aan de verdachte toebehoort dan aan een willekeurige andere man.
Y-chromosomaal DNA-onderzoek maakt het mogelijk specifiek DNA-kenmerken van de mannelijke celdonor vast te stellen. Net zoals op het DNA van de autosomale chromosomen komen ook op het DNA van het Y-chromosoom hypervariabele gebieden voor die nauwkeurig zijn te analyseren. Door Y-chromosomaal DNA-onderzoek uit te voeren op een DNA-(meng)profiel, kunnen specifieke DNA-kenmerken (gelegen op het Y-chromosoom) van de mannelijke celdonor worden aangetoond. Het DNA-profiel dat hierdoor kan worden vastgesteld is echter verre van persoonsspecifiek. Alle in de mannelijke lijn verwante familieleden van degene die als verdachte wordt gezien zullen hetzelfde Y-chromosomale DNA-profiel hebben als hij. Daarnaast zal ook een onbekend aantal niet direct aan de verdachte verwante mannen bij toeval hetzelfde Y-chromosomale DNA-profiel hebben omdat zij bijvoorbeeld dezelfde verre mannelijke voorouder hebben.
Er zijn echter geen aanwijzingen dat een mannelijk familielid van de verdachte contact heeft gehad met aangeefster. De verdachte heeft bekend seksueel contact te hebben gehad met aangeefster. Gelet hierop is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat het de verdachte is geweest die DNA materiaal van zichzelf heeft achtergelaten in de vagina van aangeefster.
De verdachte
De verdachte heeft op 29 januari 2020 voor de rechtbank een verklaring afgelegd omtrent het incident. De verdachte stelt dat het seksueel contact “consensueel” was. Hij verklaart aangeefster te hebben gevingerd, waarna zij vrij snel ‘stop’ riep en er schreeuwende ruzie ontstond. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij aangeefster niet heeft horen gillen of zien huilen.
3.4.3Het oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
Aangeefster heeft een verklaring afgelegd over hetgeen in de vroege ochtend van 22 augustus 2019 heeft plaatsgevonden. De verklaring van aangeefster wordt op cruciale onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Allereerst verklaarde aangeefster dat zij direct, vanaf het begin, heeft gegild en dat de verdachte heeft geprobeerd om haar stil te krijgen. Dit beeld komt overeen met wat onder meer [getuige 2] hoorde, namelijk aanhoudend gegil. Het gegil was van dien aard dat de getuige het niet vertrouwde en naar buiten ging om te kijken. De [getuige 1] heeft overeenkomstig verklaard. Haar slaapkamer bevindt zich niet aan de straatkant, maar zij werd toch wakker van gesmoord kindergehuil. Zij is gelijk naar de deur gelopen om te gaan kijken.
Uit de letselbeschrijving van de forensisch arts blijkt bovendien dat het letsel van de aangeefster past bij de verrichte geweldshandelingen zoals zij in haar aangifte heeft beschreven, in die zin dat zij naar de grond gewerkt is en zich heeft geprobeerd te verzetten, met name toen zij op haar rug lag.
De rechtbank ziet anders dan de verdediging dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster.
Seksueel binnendringen
Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte misschien met zijn vingers in de vagina is binnengedrongen, want het voelde niet als een penis, aldus aangeefster.
De rechtbank leest deze verklaring, anders dan de verdediging, zo dat aangeefster niet zeker weet op welke wijze verdachte bij haar is binnengedrongen, maar dat er wel sprake is geweest van seksueel binnendringen.
Verder blijkt uit NFI onderzoek dat er DNA materiaal van de verdachte diep in de vagina van aangeefster is aangetroffen. De verdediging stelt zich op het standpunt dat dit onvoldoende bewijs is voor seksueel binnendringen, aangezien ook rondom de vagina DNA materiaal is aangetroffen en het mogelijk is dat er tijdens het forensisch onderzoek naar de binnenkant van de vagina, de buitenkant van de vagina is geraakt bij het bemonsteren.
De rechtbank ziet, anders dat de verdediging, geen aanleiding om aan te nemen dat het forensisch onderzoek niet goed of onzorgvuldig is verricht en is van oordeel dat de verdachte bij aangeefster seksueel is binnengedrongen.
Het alternatieve scenario van de verdachte
De verdachte heeft een alternatieve lezing van het gebeurde, namelijk dat hij met aangeefster op straat een “consensuele” vrijage had.
De rechtbank is van oordeel dat dit alternatieve scenario ter zijde geschoven dient te worden en overweegt daartoe als volgt.
Zoals hiervoor overwogen, acht de rechtbank de verklaring van aangeefster, anders dan die van de verdachte, betrouwbaar en geloofwaardig. Daarnaast overweegt de rechtbank dat de omstandigheden rondom de verkrachting, namelijk het plaats delict (op straat) en de verdachte zelf (een voor aangeefster wildvreemde man) elementen zijn die aangeefster sterken in haar verklaring.
De verdachte stelt geen gegil of gehuil te hebben gehoord of gezien. Wel was sprake van een (heftige) discussie. De getuigen spreken over aanhoudend en derhalve langdurig gegil. Geen van de getuigen verklaarde over een (heftige) discussie op straat.
Ook de verbalisanten die snel ter plaatse kwamen, hebben gezien dat aangeefster volledig in paniek was en aan het huilen was. Het feit dat de verdachte meent geen paniek of gehuil bij aangeefster te hebben gezien maakt het aangevoerde alternatieve scenario onaannemelijk.
Verder heeft de verdachte verklaard dat hij naar huis ging nadat omwonende ter plaatse kwamen en hij toen zag dat het goed ging. Ook op dit onderdeel strookt de verklaring van de verdachte niet met de bovenstaande verklaringen van de getuigen en de verbalisanten.
Overigens bevat het dossier geen enkel aanknopingspunt dat het door verdachte geschetste scenario ondersteunt.
Conclusie
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de aan de verdachte tenlastegelegde verkrachting wettig en overtuigend is bewezen.
Wel zal partiële vrijspraak volgen van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op, kort gesteld, het brengen van de mond of tong naar de vagina.
Hetzelfde geldt voor het onderdeel inhoudende dat de verkrachting heeft plaatsgevonden met de penis. Het dossier bevat voor een bewezenverklaring op deze onderdelen onvoldoende aanknopingspunten. In beide gevallen kan niet worden uitgesloten dat het aangetroffen DNA daar op een andere wijze, bijvoorbeeld met de hand of vingers, is aangebracht.
Voorwaardelijk verzoek van de raadsman
Het verzoek tot nader onderzoek naar de resultaten van het NFI (naar de rechtbank begrijpt: nader onderzoek naar de brondata van het DNA onderzoek) is pas in de nachtelijke uren voorafgaand aan de behandeling ter terechtzitting op 2 juni 2020 gedaan, zodat het noodzakelijkheidscriterium bij de beoordeling daarvan van toepassing is. Gelet op de toelichting op het verzoek ter terechtzitting en de inhoud van het procesdossier, is de rechtbank van oordeel dat de noodzaak tot nader onderzoek ontbreekt. De rechtbank wijst het verzoek dan ook af.