ECLI:NL:RBDHA:2020:5955
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- J.M. Janse van Mantgem
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken connexiteit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Turkse verzoeker, vertegenwoordigd door mr. B. Aydin. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning op 14 oktober 2019 was afgewezen. Na het indienen van het bezwaar op 11 november 2019, verzocht de verzoeker de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een uitspraak kan worden gedaan zonder dat partijen worden uitgenodigd, indien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. In dit geval was het verzoek om voorlopige voorziening ingediend terwijl er inmiddels op 15 april 2020 een beslissing op bezwaar was genomen, waarin het bezwaar van de verzoeker ongegrond was verklaard. De verzoeker had het verzoek om voorlopige voorziening niet ingetrokken en had ook geen beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar.
Hierdoor ontbrak de connexiteit, wat betekent dat het verzoek om voorlopige voorziening niet kon worden behandeld. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, in aanwezigheid van griffier A.C. Karels. Deze uitspraak is niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.