ECLI:NL:RBDHA:2020:5963
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door de verzoeker, die in beroep was gegaan tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag. De verzoeker had op 2 april 2020 beroep ingesteld omdat er geen tijdige beslissing was genomen. Op 26 mei 2020 heeft de verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna de verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft overwogen dat de verweerder de proceskosten van de verzoeker moet vergoeden, omdat de beslissing pas na het indienen van het beroep was genomen. De verzoeker had een professionele juridische hulpverlener ingeschakeld, maar omdat de zaak enkel ging over de overschrijding van de beslistermijn, is er een lager bedrag toegekend. Uiteindelijk is de vergoeding vastgesteld op € 262,50, dat de verweerder aan de verzoeker moet betalen. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier M. Bos, en is bekendgemaakt op 12 juni 2020.