ECLI:NL:RBDHA:2020:5965
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- J.M. Janse van Mantgem
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens ontbreken van beroepsgronden
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 juni 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder en een eiser, vertegenwoordigd door mr. H.K. Westerhof. De eiser heeft op 29 mei 2020 beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van de staatssecretaris van 28 mei 2020. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat een eiser in het beroepschrift de gronden van het beroep moet vermelden, zoals vereist door artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Eiser heeft echter geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft op verzoek van eiser uitstel verleend voor het indienen van de gronden, maar ook na verlenging heeft eiser de gronden niet tijdig ingediend. De gronden zijn pas op 22 juni 2020 ingediend, wat niet binnen de gestelde termijn was.
Aangezien eiser geen reden heeft gegeven voor het verzuim en er geen verontschuldiging is gebleken, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier, en is op 23 juni 2020 gedaan. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.