ECLI:NL:RBDHA:2020:5979
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van de vereffenaar na beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 juni 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap MW Escamplaan B.V. (hierna: MWE) en [gedaagde], de erfgename van [erflater]. MWE vorderde betaling van een bedrag van € 3.612,32 van [gedaagde], die de nalatenschap van haar vader beneficiair had aanvaard. De vordering was gebaseerd op de stelling dat [gedaagde] als vereffenaar tekort was geschoten in haar verplichtingen, waardoor MWE schade had geleden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst tussen MWE en [erflater] op 31 augustus 2018 van rechtswege was geëindigd na het overlijden van [erflater]. MWE had de woning niet kunnen ontruimen omdat er geen erfgenamen zich hadden gemeld. Na de beneficiaire aanvaarding door [gedaagde] op 8 november 2019, heeft MWE haar vordering ingesteld. De kantonrechter oordeelde dat de vorderingen van MWE waren ontstaan vóór de beneficiaire aanvaarding door [gedaagde] en dat MWE de gemaakte kosten en geleden schade niet op haar privévermogen kon verhalen. De kantonrechter wees de vordering van MWE af en veroordeelde MWE in de proceskosten van [gedaagde].