ECLI:NL:RBDHA:2020:6063

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2020
Publicatiedatum
6 juli 2020
Zaaknummer
NL20.5520 en NL20.5521
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing asielaanvraag van Russische vreemdeling met politieke achtergrond en detentie-ervaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Russische vreemdeling, heeft zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze werd afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat de betrokkenheid van eiser bij politieke protesten niet boven het marginale uitstak. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris niet de algemene situatie in Rusland, zoals die blijkt uit openbare bronnen, heeft betrokken bij de beoordeling van de asielaanvraag. Eiser heeft een aantal documenten overgelegd die zijn politieke activiteiten en de risico's bij terugkeer naar Rusland onderbouwen, maar deze zijn niet in de beoordeling meegenomen. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Het beroep van eiser wordt gegrond verklaard, en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De staatssecretaris moet binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.5520 en NL20.5521

uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker,

hierna te noemen: eiser,
V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Bicer).

ProcesverloopBij besluit van 2 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiser heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft in beide zaken plaatsgevonden op 25 juni 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Tjallema. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Russische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij ontdekte dat zijn zakenpartner [naam 1] fraude pleegde met levensmiddelen. Eiser heeft hiervan melding gedaan aan de grote klanten van [naam 1] en heeft de autoriteiten op de hoogte gesteld. Vervolgens heeft [naam 1] eiser beticht van de fraude en aangifte gedaan tegen eiser, wat in eerste instantie heeft geleid tot een veroordeling van de rechtbank tot een gevangenisstraf van zes jaar en zes maanden. Eiser heeft drie maanden in detentie gezeten en is daar gemarteld. In hoger beroep is de veroordeling ongedaan gemaakt, is eiser vrijgelaten en opgeroepen voor het onderzoek in de opengevallen strafzaak tegen hem. Eiser vreest opnieuw een hoge straf omdat hij bij de overheid bekend staat als politiek activist. Eiser is namelijk politiek actief geworden na de moord op Boris Mentesov in februari 2015. Eiser wilde zich niet aansluiten bij een enkele partij, maar nam deel aan verschillende politieke acties in zijn woonplaats Perm. Op 26 maart 2017 vond een protest van 6000 mensen tegen corruptie plaats die eiser mede heeft georganiseerd. Omdat eiser mee deed aan protestacties werd hij vaak aangehouden door de politie. Eiser vermoedt dat de strafzaak is ingegeven door zijn politiek activisme. Ook andere organisatoren van politieke activiteiten in Perm werden strafrechtelijk vervolgd zoals [naam 2] . Eiser is zijn land ontvlucht omdat hij vreest in detentie te komen en aldaar weer te worden gemarteld. Na zijn vertrek uit Rusland is eiser op 13 februari 2020 wederom door de rechtbank veroordeeld tot, onder meer, een jarenlange gevangenisstraf. Deze uitspraak is in hoger beroep op 19 juni 2020 bevestigd.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit, en herkomst;
2. rechtszaak en vrijheidsbeneming;
3. politiek activisme;
4. samenhang rechtszaak en politiek activisme.
Verweerder heeft elementen 1 en 2 geloofwaardig geacht. Ook element 3 is door verweerder geloofwaardig geacht, met de kanttekening dat de door eiser gesuggereerde prominente rol van hemzelf bij de protesten niet wordt gevolgd. Verweerder heeft element 4 ten slotte ongeloofwaardig geacht. Nu zijn rol bij de protestacties marginaal was, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten is komen te staan. Eiser wordt niet gevolgd in zijn verklaringen dat hij zou worden vervolgd als gevolg van vriendjespolitiek en zijn politiek activisme. Eiser heeft hierover vaag, ontwijkend en verhullend verklaard. Dat die samenhang er zou zijn wordt evenmin ondersteund door de door eiser overgelegde documenten. Er zijn volgens verweerder geen gegronde redenen dat eiser heeft te vrezen voor vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag, dan wel dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op een schending van artikel 3 van het Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4. Eiser voert (samengevat) allereerst aan dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat zijn rol bij de protestacties marginaal is. Eiser heeft in het gehoor en in de aanvullingen en correcties bij het nader gehoor zijn belangrijkste politieke activiteiten opgesomd, zoals de zeven uur durende onderhandeling met vertegenwoordigers van de geheime dienst en het stadsbestuur om de protestactie toegestaan te krijgen op 26 maart 2017. Ook heeft hij deelgenomen aan verschillende coördinatiecomités van verschillende politieke bewegingen met het doel gezamenlijke acties op te starten. Zijn activiteiten beperken zich dus niet tot activiteiten voor OGRA. Verweerder heeft hem ten onrechte tegengeworpen dat hij over OGRA weinig kan vertellen en hij enkel algemeen bekende informatie heeft gegeven die uit openbare bronnen blijkt, en niet informatie die op hemzelf slaat. Verweerder legt niet uit waarom het van doorslaggevende betekenis is dat eiser de tegengeworpen vragen over OGRA kan beantwoorden en waarom alle overige informatie die eiser heeft gegeven over zijn politieke activiteiten daardoor terzijde kan worden geschoven. Eiser heeft voorts wel degelijk antwoord gegeven op de vraag van welke partij Nemtesov lid is en ook heeft hij over de herdenkplek van Nemtesov verklaard. Eiser heeft ten slotte ook een link gestuurd naar een YouTube-filmpje waarin te zien is dat hij tijdens de protestactie op 26 maart 2017 een grote menigte toespreekt in Perm en heeft de vertaling van de inhoud van zijn speech overgelegd. Dat hij tijdens het nader gehoor deze speech niet letterlijk kan reproduceren, doet niet af aan de rol die hij tijdens de protestactie heeft vervuld. Eiser is op zowel organisatorisch als op inhoudelijk vlak actief geweest als politiek opposant.
4.1
Verweerder stelt zich in het bestreden besluit, waarin het voornemen is herhaald en ingelast, op het standpunt dat geloofwaardig wordt geacht dat eiser politiek betrokken is geweest in 2017 maar niet dat hij slechts een marginale rol speelde bij de protesten. Bij de protestactie van februari 2015 van OGRA heeft eiser zelf verklaard dat hij slechts als figurant aanwezig was. Ook kan hij nauwelijks iets vertellen over OGRA, terwijl hetgeen hij wel kan vertellen terug te vinden is in openbare bronnen. Eiser heeft verklaard dat hij betrokken is geweest bij de organisatie van de protestacties, waardoor meer dan informatie van hem verwacht mag worden over OGRA. Zo heeft eiser onder andere niet weten te verklaren wanneer OGRA is opgericht, wat de officiële status van OGRA is en welke personen van OGRA politiek asiel hebben gekregen. Ook weet hij niet van welke politieke partijen de persoon Nemtesov lid was en waar de herdenkplek voor Nemtesov is. Juist nu de moord op Nemtesov voor eiser aanleiding heeft gevormd om zich vanaf 2015 met politiek bezig te houden, mocht van hem verwacht worden dat hij zich hierover in gedetailleerde bewoordingen uit zou laten. Ook wordt niet gevolgd dat hij een prominente rol heeft gespeeld voor- of tijdens het protest van 26 maart 2017. Dat hij te zien is op een YouTube filmpje waarbij hij een speech geeft, leidt niet tot een ander oordeel omdat eiser geen concrete informatie over de inhoud van zijn speech heeft kunnen geven. Dit doet in ernstige mate afbreuk aan de door hem gestelde rol bij het protest. Dat hij na afloop van het protest werd verhoord, leidt ook niet tot een ander oordeel omdat alle organisatoren van de bijeenkomst werden verhoord en hij hiermee verder geen problemen had. Ten slotte heeft eiser geflyerd voor een protestactie tegen corruptie op 12 juni 2017. Ook hier is geen bijzondere aandacht voor eiser te ontwaren. Zijn flyers zijn weliswaar in beslag genomen, maar na het verhoor is hij weer vrijgelaten. Ook heeft eiser na deze datum geen enkele politieke activiteit meer ontplooid, naar zijn zeggen omdat hij zo druk was met het vooronderzoek in de strafzaak. Geconcludeerd kan worden dat de bijeenkomsten geen impact hebben gehad op de veiligheid van eiser en hij nooit in de schijnwerpers van de autoriteiten heeft gestaan.
Ter zitting heeft verweerder hieraan toegevoegd dat eiser tijdens zijn speech bij de bijeenkomst in maart 2017 zelf heeft aangegeven dat hij enkel een burger is, die niet gelinkt wordt aan een politieke partij. Voorts heeft deze protestactie niet dusdanige aandacht gekregen in geheel Rusland dat eiser daarom een prominente rol als politiek activist kan worden toegedicht. Eiser onderscheid zich niet van het grootste deel van de deelnemers.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerders stelling in het bestreden besluit dat eisers betrokkenheid bij de protesten niet boven het marginale uitstak, onvoldoende is gemotiveerd en niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
Eiser heeft tijdens het nader gehoor verklaard de volgende politieke activiteiten te hebben verricht. In februari / maart 2015 heeft eiser deelgenomen aan een protestactie die werd georganiseerd door het platform OGRA na de moord op Boris Nemtesov (zie pagina’s 37 en 39 van het nader gehoor). Eiser nam hieraan alleen deel als figurant (pagina 42, nader gehoor). Daarna heeft eiser echter ook deelgenomen aan de protestactie “Perm is geen Vikselberg” (pagina 42, nader gehoor), een protestactie tegen Irina Yaovaya (pagina 37, 38 en 42) en een protest tegen de acties van Oleg Chirkunov, de ex-burgemeester van Perm (pagina 42). Bij deze acties was eiser niet alleen deelnemer maar was hij ook betrokken bij het organisatiecomité van deze acties (pagina 42 nader gehoor). Deze informatie is niet kenbaar in het bestreden besluit betrokken. Daarnaast was eiser ook betrokken bij de oprichting van de afdeling in Perm van de partij Parnas voor de verkiezingen van 2016 (pagina’s 37, 42 en 43). Eiser hielp onder andere mee de benodigde documenten voor te bereiden en handtekeningen te verzamelen. Ook deelde hij flyers uit (pagina 50). Eiser is vervolgens in mei 2016 verhoord door de politie over zijn betrokkenheid bij partij Parnas (pagina 43). Ook dit is niet kenbaar in het bestreden besluit betrokken. Vervolgens heeft eiser meegeholpen met het organiseren van een grote protestactie met 6000 deelnemers op 26 maart 2017 (pagina 46). Eiser zat in de coördinatieraad en de vergunning voor deze protestactie stond op zijn naam. Met de andere organisatoren bepaalde eiser welke activiteiten plaats zouden vinden, wat er nodig was, hij onderhandelde met het ministerie van binnenlandse zaken, de geheime dienst en de gemeente, hij maakte het persbericht, heeft mee gefinancierd en aan het begin van de protestactie hield hij de inleidende speech (pagina’s 47 en 48, nader gehoor). Na deze protestactie werden alle organisatoren verhoord en daarna weer vrijgelaten. Ten slotte heeft eiser geflyerd voor een protestactie op 12 juni 2017. Eiser is toen door de politie aangehouden, zijn flyers zijn in beslag genomen en hij is verhoord. Daarna is eiser vrijgelaten (pagina 51).
Niet is gebleken dat verweerder al deze activiteiten, in samenhang bezien, bij de beoordeling van de mate waarin eiser politiek actief was in Perm heeft betrokken. Evenmin heeft verweerder de door eiser bij het nader gehoor als bijlage 12 overgelegde verklaring van 13 juni 2019 van [naam 3] , oprichter van OGRA, over eisers politieke activiteiten kenbaar bij de beoordeling betrokken. Ook is niet kenbaar betrokken dat eiser bij het nader gehoor als bijlage 7 waarschuwingen van de lokale autoriteiten over politieke demonstaties heeft overgelegd.
4.3
Eiser heeft blijkens voornoemde verklaringen uit zijn nader gehoor een significante rol gespeeld bij het organiseren van de protestactie van 26 maart 2017. De stelling dat eiser zich niet onderscheidt van het grootste deel van de deelnemers, volgt de rechtbank zonder nadere toelichting daarom ook niet. Verweerder betwist niet dat op het YouTube filmpje te zien is dat eiser op een podium met een microfoon de menigte toespreekt. Dat eiser zichzelf tijdens deze inleidende speech een “burger” noemt maakt, zonder nadere motivering, niet dat hij daardoor enkel een marginale rol heeft gespeeld bij deze protestactie. Evenmin is toegelicht waarom het feit dat eiser de inhoud van de speech tijdens het nader gehoor niet volledig kan reproduceren, tot dat oordeel leidt. Ook de stelling dat de protestactie in Perm niet dusdanige aandacht gekregen heeft in Rusland dat eiser daarom een prominente rol heeft gespeld als politiek activist, volgt de rechtbank niet. De vraag is immers enkel of eiser een rol speelde als politieke activist in Perm en hij daardoor, zoals hij stelt, in zijn regio strafrechtelijk is vervolgd. Daarvoor is niet vereist dat eiser op landelijk niveau bekend is geworden als politiek activist. De tegenwerping dat eiser nauwelijks iets kan vertellen over OGRA, volgt de rechtbank evenmin. Eiser heeft namelijk wel onder meer verklaard wat OGRA is, waar de afkorting voor staat, wie de grondleggers waren, dat twee deelnemers politiek asiel hebben gekregen en hoe je je kan aansluiten (pagina 35 en 36, nader gehoor). Voorts heeft verweerder niet nader toegelicht waarom eiser de tegengeworpen vragen over OGRA zou moeten kunnen beantwoorden. Eiser heeft immers in het nader gehoor meerdere keren verklaard dat hij geen “lid” was van een oppositie partij en dat OGRA eerder een platform is dan een politieke partij. Niet is toegelicht waarom desondanks van eiser verwacht mag worden dat hij deze informatie kent en waarom het feit dat hij de vragen niet kan beantwoorden, met zich meebrengt dat eiser dus enkel een marginale rol heeft gespeeld bij de protestacties. Dat eiser politiek actief was, wordt immers wel geloofwaardig geacht. Ten slotte volgt de rechtbank ook de tegenwerping dat eiser niet weet van welke politieke partijen de persoon Nemtesov lid was en waar de herdenkplek voor Nemtesov is niet. Eiser heeft immers tijdens het nader gehoor (pagina 39 en 40) verklaard dat Nemtesov lid was van Parnas en van de Soyuz Democraticheskih Sil en dat hij is vermoord op de brug die het Rode Plein met het stadscentrum verbindt, waar nu ook de herdenkplek is. De beroepsgrond slaagt.
5. Eiser voert (samengevat) verder aan dat verweerder ten onrechte stelt dat hij de samenhang tussen de rechtszaak en zijn politiek activisme niet heeft aangetoond. Allereerst
heeft verweerder niet de actuele mensenrechtensituatie in Rusland, zoals die blijkt uit openbare bronnen, bij de beoordeling betrokken. Daaruit blijkt immers dat het recht op een eerlijk proces in Rusland niet is gewaarborgd en dat (straf)vonnissen politiek gemotiveerd kunnen zijn. Ook legt verweerder een te zware bewijslast bij eiser. Eiser kan immers niet met documenten aantonen dat de strafzaak politiek gemotiveerd is dan wel dat sprake is van corruptie en vriendjespolitiek. Verweerder heeft ook niet voldaan aan de samenwerkingsverplichting. Ten onrechte stelt verweerder dat eiser tijdens het nader gehoor zelf zou hebben aangegeven dat hij niet weet of zijn politieke verleden van invloed is geweest op de strafzaak. Tijdens het nader gehoor geeft eiser immers steeds aan dat zijn politieke verleden wel van invloed is geweest. Een zakelijk geschil heeft weliswaar aan het begin gestaan van de strafzaak, maar het verloop van de stafzaak is beïnvloed door zijn politieke activiteiten zoals dat ook gebeurt bij andere politieke opposanten. Uit een overgelegd internetartikel blijkt dat de strafzaak die in 2016 tegen eiser aanhangig is gemaakt, is gewijzigd nadat eiser een van de organisatoren was van de protestacties op 26 maart 2017. Ook is een verklaring van [naam 7] , oprichter van OGRA, overgelegd waarin hij aangeeft dat deze strafzaak niet op zichzelf staat en zich laat vergelijken met andere strafzaken tegen politieke opposanten. Verder heeft eiser een artikel overgelegd over de zaak van een ‘collega-activist’ uit Perm die ook strafrechtelijk wordt vervolgd. Verweerders stelling dat eiser in hoger beroep gelijk heeft gekregen en bij de rechtbank eventueel zal worden vrijgesproken, kan niet langer worden gehandhaafd. De rechtbank in eerste aanleg heeft eiser inmiddels in maart 2020 veroordeeld tot een lange gevangenisstraf. Voorts acht verweerder geloofwaardig dat eiser reeds eerder in detentie heeft gezeten, hetgeen op grond van artikel 4, vierde lid, Kwalificatierichtlijn geduid kan worden als eerdere vervolging. Ten onrechte heeft verweerder dit niet bij de beoordeling betrokken. Ook uit het feit dat aan eiser in de strafzaak is ten laste gelegd dat hij een contract zou hebben vervalst, terwijl vier onafhankelijke deskundigen hebben vastgesteld dat hier geen sprake van is, dat de paklijsten zouden zijn vervalst, terwijl het slachtoffer zelf aangeeft dat hij weet dat dit niet door eiser is gedaan en dat het slachtoffer zelf aangeeft dat hij het geld schuldig is, zijn omstandigheden waaruit de samenhang tussen de strafzaak en het politiek activisme blijkt. Verweerder heeft niets gedaan met de tijdens het gehoor overgelegde documenten.
5.1
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het volgende standpunt gesteld. Eiser wordt niet gevolgd in zijn verklaringen over zijn vermoedens dat hij wordt vervolgd als gevolg van zijn politieke activisme. Daartoe is allereerst , zoals nader toegelicht ter zitting, vooral van belang dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn politieke activisme het marginale oversteeg. Voorts wekken de verklaringen van eiser meer de indruk dat hij een duidelijke link legt tussen het strafrechtelijke vooronderzoek en zijn verwikkeling in de fraudezaak en dat hij tegen de algemene corruptie in het land is, dan dat hij zelf te maken heeft gehad met een schijnproces. Erkend wordt dat eiser niet zwart op wit kan hebben staan dat de lopende strafzaak politiek van aard is. Daarom is tijdens het gehoor aan hem gevraagd of hij denkt dat dit strafproces te maken heeft gehad met zijn politieke betrokkenheid, waarop eiser heeft verklaard: “dat denk ik niet.”
Evenmin heeft hij aannemelijk weten maken dat zijn voormalige zakenpartner een strafzaak zou hebben ‘besteld’ bij Aleksander Luzin omdat hij niet verder komt dan het uiten van
vermoedens die hij niet nader kan onderbouwen. Voorts wekt het bevreemding dat geen van de door eiser overgelegde documenten de stelling onderbouwen dat er een verband zou bestaan tussen de strafzaak en het politieke activisme. Ook blijkt uit de overgelegde documenten dat eiser met succes in hoger beroep is gekomen tegen zijn veroordeling. In zoverre staat voor hem een rechtsgang in eigen land ter beschikking. Verder is het opvallend dat eiser niet het rechtbank vonnis waarbij hij is veroordeeld heeft overgelegd, omdat daarin is te lezen op grond van welke feiten en bewijsmiddelen hij is veroordeeld. Lezing van het vonnis in hoger beroep doet veeleer een regulier proces wegens commune delicten vermoeden dan een schijnproces. Dat eiser niet meteen een gezochte persoon is, blijkt ten slotte uit de omstandigheid dat hij zonder problemen met zijn eigen paspoort het land heeft kunnen verlaten. Dat zijn paspoort zou zijn ingenomen, maar dat hij dat op slinkse wijze uit zijn strafdossier heeft ontvreemd, wekt zodanig bevreemding dat dit relaas niet kan worden gevolgd.
Ter zitting heeft verweerder nog aangevuld dat uit de bij het nader gehoor overgelegde bijlagen niet blijkt dat in een eerdere rechtszaak wel dingen zijn vastgesteld, die in deze strafzaak opnieuw worden tegengeworpen. Voorts blijkt uit het overgelegde interview met eiser dat hij zelf ook niet denkt dat de strafzaak met zijn activisme te maken heeft.
5.2
De rechtbank heeft hiervoor in rechtsoverwegingen 4.2 en 4.3 overwogen dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn politieke activisme meer dan marginaal was. Dit standpunt dat, ook blijkens de toelichting ter zitting, zwaar meeweegt bij verweerders beoordeling van het onderhavige relevante element kan daarom niet worden gehandhaafd.
Voorts is de rechtbank met eiser van oordeel dat uit het bestreden besluit niet blijkt dat verweerder de algemene situatie in Rusland zoals die blijkt uit openbare bronnen heeft betrokken bij de beoordeling. Eiser heeft immers reeds in het nader gehoor naar voren gebracht dat strafzaken tegen politiek opposanten en corruptie veelvuldig voorkomen in Rusland. Daarbij heeft eiser ook specifiek gewezen op een strafzaak van een andere politiek activist uit Perm die eveneens strafrechtelijk wordt vervolgd en ter onderbouwing een artikel overgelegd. Verweerder heeft dit document echter niet gemotiveerd bij de beoordeling betrokken. Ook heeft eiser ter onderbouwing van zijn standpunt voornoemde verklaring van 13 juni 2019 van [naam 7] overgelegd waaruit onder meer zou blijken dat de strafzaak van eiser niet op zichzelf staat. De enkele opmerking in het bestreden besluit dat elke zaak individueel wordt behandeld en dus elke zaak wordt beoordeeld op geloofwaardigheid en risicogevaar bij terugkeer, acht de rechtbank onvoldoende. Daarbij is voorts van belang dat in het bestreden besluit vervolgens ten onrechte, ook in reactie op de verklaring van [naam 7] , door verweerder meerdere malen gewicht wordt gehecht aan een citaat uit het nader gehoor waarin eiser aangeeft dat hij niet denkt dat zijn strafproces te maken heeft gehad met zijn politieke betrokkenheid. Eiser verklaart immers vervolgens (pagina 44, nader gehoor):
“Ik denk niet dat ik zonder mijn politieke verleden zulke beschuldigingen en strafzaken zouden kunnen krijgen. Ik denk dat het een totaalpakket was….”.
Ook in de rest van het nader gehoor herhaalt eiser juist steeds dat hij wel denkt dat sprake is van samenhang tussen zijn strafproces en zijn politieke activiteiten. Zonder nadere motivering is niet duidelijk waarom verweerder vooral aan dit citaat zoveel waarde hecht en alle andere verklaringen van eiser hierover terzijde schuift. Ten slotte heeft verweerder ten onrechte niet, mede in verband met artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn, bij de beoordeling betrokken dat eiser tijdens zijn eerdere detentie zeer slecht is behandeld. Eiser heeft tijdens het nader gehoor (pagina 9 en 10) hierover uitgebreid verklaard en het volgende verklaard over de klacht die hij hierover maakte bij het gevangenispersoneel:
“Ik vroeg hem waarom ik niet op een normale cel bij andere gedetineerden mocht verblijven. Hij vroeg mij met een grijns: waar dacht je dan aan toen je politiek actief was in Perm, toen je de oppositie aan het versterken was? Dacht je dat dat vergeten zou worden?”
Ook deze verklaring heeft verweerder niet kenbaar bij de beoordeling betrokken. Het voorgaande leidt er reeds toe dat dit onderdeel van het bestreden besluit ook onvoldoende is gemotiveerd en niet zorgvuldig tot stand is gekomen. De beroepsgrond slaagt.
6. Eiser heeft ten slotte (samengevat) aangevoerd dat verweerder ten onrechte in het bestreden besluit heeft gesteld dat eiser bij terugkeer geen reëel risico loopt op ernstige schade.
6.1
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit, waarin het voornemen is herhaald en ingelast, op het standpunt gesteld dat eiser niet op grond van zijn persoonlijke situatie dan wel individuele asielrelaas aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt op
ernstige schade. Van belang is dat hij niet heeft onderbouwd dat er daadwerkelijk concrete
redenen zijn, gelegen in zijn persoonlijke feiten en omstandigheden, die een dergelijke conclusie rechtvaardigen. Hiertoe wordt verwezen naar de als ongeloofwaardig beoordeelde relevante elementen. Ten aanzien van de strafzaak die hem mogelijkerwijs te wachten staat
bij terugkeer wordt gesteld dat niet is gebleken, noch aannemelijk gemaakt dat eiser daarin een onevenredige bestraffing te wachten staat, zodanig dat sprake zou zijn van schending van 3 EVRM. Immers, hij heeft dit met verklaringen noch met documenten aannemelijk kunnen maken. De omstandigheid dat eiser reeds eerder in dezelfde strafzaak zijn recht
heeft weten te halen, weegt mee in dit oordeel.
6.2
De rechtbank stelt voorop dat verweerder in het bestreden besluit de door eiser in het verleden ondergane detentie van drie maanden geloofwaardig heeft geacht. Evenmin is in geschil dat eiser, blijkens de overgelegde rechtbank uitspraak van 13 februari 2020 en de bevestiging daarvan in hoger beroep, bij terugkeer wederom voor meerdere jaren in detentie zal worden gezet.
6.2.1
Eiser heeft tijdens het nader gehoor als volgt over zijn eerdere detentie verklaard (pagina 9 en 10, nader gehoor):
“Op mijn kamer had ik geen koud water. Uit de kraan kwam alleen heet water, wat ook geen drinkwater was. Ik kreeg überhaupt geen drinkwater. Ik probeerde het hete water uit de kraan te drinken, maar dat lukt mij niet. Het had een sterke metaalbijsmaak en het was het zo vies dat ik het niet kon doorslikken. (…) In die cel was het niet warmer dan 8 of 10 graden Celsius. Ik weet natuurlijk niet precies hoe koud het was, maar het was erg koud en vochtig. Het maakte niet uit hoeveel kleren ik aandeed, alles was vochtig en ik had het erg koud. Daar heb ik ongeveer 2 weken doorgebracht. (…) Na een tijdje ben ik verplaatst naar een gewone cel die ik met andere gedetineerden kon delen. (…) Het gebeurde weleens dat ze om 05.00 uur ‘s ochtends de deur opendeden en iedereen in de cel met elektroshocks gingen slaan met de woorden: “Goedemorgen, word maar wakker”. Eigenlijk waren ze ons aan het martelen zonder enige reden. Ze konden bijvoorbeeld naar onze cel komen, mijn achternaam noemen, mij verzoeken al mijn spullen, inclusief al mijn kussens en matras mee te nemen, dat was ongeveer 70 kilo. Daarmee moest ik dan vervolgens een halve dag door het detentiecentrum rennen. Naar boven, naar beneden. Als ik helemaal uitgeput raakte mocht ik weer terug naar mijn cel. Ze verzonnen steeds nieuwe martelmethodes. Soms moest ik in de binnentuin gaan zitten. Het was een binnentuin van 8 of 10 vierkante meter. Zonder dak, met hoge muren waar ik werd achtergelaten voor de hele dag onder de brandende zon, zonder water. In afwachting van dat ik weer zou worden opgehaald. Dat kon dus een hele dag duren.”
Voorts heeft eiser tijdens het nader gehoor op de vraag waarvoor hij vreest bij terugkeer naar Rusland als volgt verklaard (pagina 14):
“Ik zou gemarteld worden in de gevangenis totdat ik dood zou gaan of totdat ik zelfmoord zou moeten plegen naar aanleiding van de martelingen.
Waarop baseert u dat dit met u zal gebeuren?
Omdat ik het al eerder heb meegemaakt.”
6.3
De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit niet gemotiveerd is ingegaan op de reeds door eiser ondergane behandeling in detentie en op de omstandigheid dat hij na zijn terugkeer naar Rusland wederom in de gevangenis terecht zal komen gedurende een langere periode en of hij daardoor een reëel risico loopt op schending van artikel 3 EVRM. Ook op dit punt is het bestreden besluit daarom onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
7. De aanvraag is daarom ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Het bestreden besluit is in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
10. Een voorlopige voorziening is alleen mogelijk als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Omdat de rechtbank uitspraak doet op het beroep, is een voorlopige voorziening daarom niet meer mogelijk. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.575,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoek en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.575-.
De voorzieningenrechter wijst de verzochte voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.W. Martens, griffier.
De uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.