In voorschrift 4.1.1 staat dat de drijver van de inrichting, in aanvulling op artikel 10.38 van de Wet milieubeheer, registreert: afvalstoffen die FRD, E1 en polyfluoro-olefinen bevatten en het gehalte aan FRD, E1 en polyfluoro-olefinen in afvalstoffen.
In voorschrift 4.1.2 staat dat het gehalte aan FRD, E1 en polyfluoro-olefinen, zoals bedoeld in voorschrift 4.1.1, eenmalig door middel van meting, of een door het bevoegd gezag goedgekeurde gelijkwaardige bepaling moet worden vastgesteld. Indien het gehalte FRD, E1, en polyfluoro-olefinen in een afvalstof kan variëren, moet vaker gemeten worden. De meting of bepaling moet zodanig worden uitgevoerd dat eenduidig kan worden bepaald hoeveel FRD, E1 of polyfluoro-olefinen in een afvalstroom aanwezig zijn. De meting of bepaling moet binnen zes maanden na het inwerking treden van dit besluit zijn uitgevoerd.
In voorschrift 4.1.3 staat dat de drijver van de inrichting procedures opstelt waarin zij per afvalstof aangeeft op welke wijze de gehaltes aan FRD, E1 en polyfluoro-olefinen bepaald worden. Hierin moeten de aspecten die in voorschrift 4.1.2 zijn genoemd, worden opgenomen. De procedures moeten binnen drie maanden na het inwerking treden van dit besluit zijn opgesteld, en ter goedkeuring aan het bevoegd gezag worden overgelegd. De procedures moeten daarna actueel worden gehouden.
In voorschrift 4.1.4 staat dat de drijver van de inrichting ieder jaar aan het bevoegd gezag rapporteert in het milieuverslag, welke afvalstoffen met FRD, E1 en polyfluoro-olefinen gedurende het rapportagejaar de inrichting hebben verlaten. De rapportage bevat de afvalstromen en de hoeveelheden FRD en polyfluoro-olefinen. Daarbij wordt ook vermeld de verwerkingsmethode en de bestemming van de afvalstoffen.
In voorschrift 4.2.1 staat dat de drijver van de inrichting een onderzoek moet uitvoeren naar de mogelijkheden om het ontstaan van afvalstoffen met FRD, E1 of polyfluoro-olefinen te reduceren. Het onderzoek moet binnen zes maanden na het inwerkingtreden van dit besluit ter goedkeuring aan het bevoegd gezag worden overgelegd. De in het onderzoek beschreven zekere maatregelen moeten worden uitgevoerd.
In voorschrift 4.2.2 staat dat de drijver van de inrichting eenmalig van FRD, E1 en polyfluoro-olefinen een sluitende balans opstelt, zowel per fabrieksonderdeel als voor de hele inrichting. In de balans is per afvalstof opgenomen op welke wijze en hoeveel FRD, E1 en polyfluoro-olefinen de inrichting verlaten (als product, afvalstof of emissie naar lucht, bodem of water) en op welke wijze en hoeveel FRD, E1 en polyfluoro-olefinen in de inrichting ontstaan of zich ophopen. Bij significante wijzigingen in de procesvoering of aan- en afvoer van grond-, hulp- en afvalstoffen moet de balans geactualiseerd worden. De balans moet binnen zes maanden na het inwerking treden van dit besluit zijn opgesteld, en ter goedkeuring aan het bevoegd gezag worden overgelegd.