ECLI:NL:RBDHA:2020:609
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schadevergoeding na vernietiging van een illegale auto
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Arts, en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door mr. G.C. Nieuwland. De zaak betreft de vernietiging van een Volkswagen Caddy die door [eiser] was aangeboden voor keuring bij de RDW. Tijdens de keuring werd vastgesteld dat de auto uit twee delen bestond, waarvan het voorste deel van diefstal afkomstig was. De auto werd in beslag genomen en later vernietigd door Domeinen Roerende Zaken (DRZ) op basis van een machtiging van het openbaar ministerie. [eiser] vorderde schadevergoeding van de Staat, stellende dat de auto ten onrechte was vernietigd en dat de waarde van de auto ten onrechte op nihil was gesteld.
De kantonrechter oordeelde dat de vernietiging van de auto niet onrechtmatig was, omdat de auto illegaal was en niet openbaar mocht worden verkocht. De rechter benadrukte dat de vergoeding op basis van artikel 119 lid 2 Sv niet de vervangingswaarde of handelswaarde van de auto betreft, maar de waarde die de auto bij een openbare verkoop zou hebben opgebracht. Aangezien de auto niet in het handelsverkeer mocht worden teruggebracht, werd de vordering van [eiser] afgewezen. Tevens werd [eiser] veroordeeld in de proceskosten van de Staat, vastgesteld op € 1.070,42.