ECLI:NL:RBDHA:2020:6136

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
NL20.5523
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vierde asielaanvraag van Cubaanse eiser door de Rechtbank Den Haag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2020 uitspraak gedaan in het beroep van een Cubaanse eiser tegen de afwijzing van zijn vierde aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eiser geen nieuwe elementen had aangevoerd die relevant waren voor de beoordeling. Eiser had eerder drie asielaanvragen ingediend, waarvan de eerste op 19 september 2018 was afgewezen. Eiser had geen rechtsmiddelen aangewend tegen deze afwijzingen en was in de tussentijd naar Duitsland vertrokken, om later weer in Nederland een asielaanvraag in te dienen. Tijdens de zitting op 1 juli 2020 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunten toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorzieningenrechter in een eerdere uitspraak al had geoordeeld dat het beroep geen redelijke kans van slagen had. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Cuba te vrezen heeft. De rechtbank heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard en het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter E.I. Terborg-Wijnaldum, in aanwezigheid van griffier Y.D. Ancion. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.5523

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. van Akenborgh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. de Boo).

ProcesverloopBij besluit van 1 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Op het verzoek om een voorlopige voorziening is door de voorzieningenrechter reeds beslist bij uitspraak van 18 maart 2020 (NL20.5523).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juli 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw N.M. Urtubia Saldias. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Cubaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Eiser heeft in Nederland drie maal eerder een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 28 Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Zijn eerste asielaanvraag, gedateerd 10 oktober 2017, is bij besluit van 19 september 2018 afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 Vw. Eiser heeft geen rechtsmiddelen ingediend tegen deze afwijzing. Op 13 september 2018 is eiser met onbekende bestemming vertrokken. Op 21 april 2019 heeft hij asiel aangevraagd in Duitsland waarna hij op 20 augustus 2019 is overgedragen aan Nederland. Diezelfde dag heeft eiser op Schiphol opnieuw een asielaanvraag ingediend. Deze asielaanvraag is bij besluit van 30 september 2019 afgewezen. Het hiertegen door eiser ingestelde beroep is door deze rechtbank en zittingsplaats bij uitspraak van 3 december 2019 (NL19.23635) ongegrond verklaard. Op 5 december 2019 heeft eiser vervolgens een derde asielaanvraag in Nederland ingediend. Bij besluit van 14 januari 2020 is deze asielaanvraag afgewezen. Eiser heeft geen rechtsmiddelen ingediend tegen deze afwijzing.
3. Op 20 januari 2020 heeft eiser een (vierde) aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Die aanvraag ligt ten grondslag aan het nu bestreden besluit. Verweerder heeft die aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat sprake is van een opvolgende aanvraag waaraan eiser geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Hij heeft dit gedaan onder verwijzing naar het hierboven genoemde besluit van 19 september 2018. Hij heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000.
4. Ter onderbouwing van onderhavige, vierde, aanvraag heeft eiser het volgende ingebracht:
- twee screenshots van Facebook Messenger;
- een door eiser zelf opgestelde lijst gebeurtenissen met namen van getuigen (personen en organisaties);
- twee aangiftes van eiser bij de Verenigde Naties van respectievelijk 22 en 27 juli 2019;
- een door eiser opgesteld lijstje met telefoonnummers van mensen die eiser zou hebben gebeld;
- audio-opname van telefoongesprek tussen eiser en een medewerker van het ministerie van Binnenlandse Zaken in Cuba die aan de advocaat zou zijn gestuurd door Vluchtelingenwerk Nederland.
Verder heeft eiser aangegeven dat in Duitsland documenten over hem zijn waaruit blijkt dat hij geen psychische problemen heeft en documenten van zijn werksituaties in Cuba. Ook heeft eiser aangegeven dat hij nog een uitdraai van WhatsApp berichten met leden van de Union Patriotica Cuba in Madrid ( [lid 1] en [lid 2] ) zou willen overleggen uit september 2018, maar daarvoor heeft hij geen tijd gehad. Bij de aanvullende gronden van zijn verzoek van 16 maart 2020 heeft eiser een pagina van het verslag van zijn gehoor van 10 februari 2020 overgelegd waaruit blijkt dat hij een telefoonnummer noemt van [lid 2] en daarbij gevoegd een uitdraai van de website van de Union Patriotica Cuba waarop het telefoonnummer van [lid 2] staat vermeld. Verder heeft eiser een geschreven document overgelegd van [persoon] ter onderbouwing van eisers stelling dat hij om politieke redenen opgenomen is geweest in een psychiatrische inrichting in Cuba.
5. De rechtbank stelt vast dat de voorzieningenrechter in de uitspraak van 18 maart 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:5576) bij wijze van voorlopig oordeel heeft geoordeeld dat het beroep geen redelijke kans van slagen had.
Voorts stelt de rechtbank vast dat eiser sinds het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter geen nieuwe stukken heeft overgelegd of gronden heeft ingediend.
6. De rechtbank is met de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder zich met de uitgebreide motivering in het voornemen en het besluit niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser met zijn verklaringen en de nu ingebrachte stukken niet alsnog aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Cuba te vrezen heeft. Eiser heeft in de eerdere procedures, maar ook in deze, naar stukken verwezen die hij niet heeft ingebracht, ondanks dat hij daarvoor ruimschoots de gelegenheid heeft gehad. Verweerder heeft de redenen die eiser daarvoor geeft niet ten onrechte niet aannemelijk geacht. Voor wat betreft stukken die later wel zijn overgelegd, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat deze stukken (waaronder ook de geluidsopname) niet verifieerbaar zijn en dat een door eiser zelf opgesteld document niet als objectieve onderbouwing kan dienen. Voorts heeft verweerder in de voorgaande procedures en ook in deze procedure niet ten onrechte steeds bevreemdingwekkend kunnen vinden dat eiser belangrijke verklaringen ter onderbouwing van zijn gestelde vrees niet eerder naar voren heeft gebracht. Ook heeft verweerder eiser tegen kunnen werpen dat hij de namen van de gestelde contacten niet meer weet en dat de gestelde posities en functies van deze contacten op geen enkele wijze nader zijn onderbouwd. Ook heeft verweerder met de motivering in het voornemen en het besluit het gestelde contact met [persoon lid 2] niet aannemelijk kunnen achten. Het eerst in de aanvullende gronden ingebrachte niet vertaalde document van [persoon] maakt dit in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen niet anders. Het beroep slaagt niet.
7. De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, rechter, in aanwezigheid van Y.D. Ancion, griffier.
De uitspraak is uitgesproken op:
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.