ECLI:NL:RBDHA:2020:6138
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van verzoek om voorlopige voorziening en beroep inzake verblijfsrecht van gemeenschapsonderdaan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in een beroep en verzoek om voorlopige voorziening van eiser, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, maar deze aanvraag werd op 24 september 2019 door verweerder afgewezen. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 13 januari 2020 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat de rechtbank op het beroep zou beslissen.
De rechtbank overwoog dat, nu in de hoofdzaak een beslissing zou volgen, het verzoek om een voorlopige voorziening zijn belang had verloren en daarom niet voor toewijzing in aanmerking kwam. De rechtbank wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank deed uitspraak zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank concludeerde dat verweerder afdoende had gemotiveerd waarom eiser niet had aangetoond dat hij en referente langer dan drie maanden daadwerkelijk in België hadden verbleven. Ook was niet aangetoond dat zij voorafgaand aan de aanvraag ten minste zes maanden een gezamenlijke huishouding hadden gevoerd. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.