ECLI:NL:RBDHA:2020:6222
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering bevestiging optieverklaring voor verkrijging Nederlanderschap
Op 9 juli 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser, woonachtig in Israël, en de minister van Buitenlandse Zaken. De zaak betreft de weigering van de minister om een afgelegde optieverklaring ter verkrijging van het Nederlanderschap te bevestigen. De eiser had op 9 januari 2019 een verklaring afgelegd bij de Nederlandse ambassade in Tel Aviv, maar de minister verklaarde het bezwaar van de eiser ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder van de eiser bij zijn geboorte geen Nederlandse nationaliteit bezat, omdat zij haar Nederlanderschap had verloren door haar huwelijk met een man die op dat moment geen Nederlander was. De rechtbank oordeelde dat de minister zich terecht op het standpunt stelde dat de moeder van de eiser haar Nederlanderschap had verloren op grond van artikel 5, tweede lid, van de Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap (WNI). De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het kader van de tijdelijke wet COVID-19, waardoor de zitting via een skypeverbinding plaatsvond. De uitspraak is gepubliceerd op de website van de rechtspraak.